In mei publiceerde de Vlabel veertien beslissingen die relevant zijn voor successieplanning. We structureren ze hierna rond enkele onderwerpen voor de leesbaarheid.
I. Huwelijksvoordelen in stelsels van scheiding van goederen
Opnieuw heel wat beslissingen over de verblijvings- en toekenningsbedingen. Bij wijze van conclusie kunnen we alvast meegeven dat alle beslissingen (opnieuw) positief zijn. Intussen lijkt er dus bij de Vlabel een algemene tendens te bestaan voor de aanvaarding van het gebruik van deze bedingen.
VB 25003: Uitgebreide huwelijksovereenkomst met complexe bedingen
Deze uitgebreide voorafgaande beslissing behandelt een huwelijksovereenkomst tussen een 67-jarige man met aanzienlijk vermogen en een 44-jarige vrouw van Italiaanse nationaliteit. De aanstaande echtgenoten kiezen voor een zuivere scheiding van goederen, aangevuld met verschillende bedingen die zowel bij echtscheiding als bij overlijden kunnen uitwerken.
Het ontwerp van huwelijksovereenkomst bevat
- een forfaitair billijkheidsbeding ten voordele van de vrouw voor het geval van ontbinding van het huwelijk door echtscheiding;
- een forfaitair billijkheidsbeding bij overlijden (na echtelijke onenigheid);
- een optioneel verblijvingsbeding betreffende alle onverdeelde goederen ten voordele van de langstlevende echtgenoot (zonder echtelijke onenigheid); en
- een optioneel toekenningsbeding ten voordele van de vrouw betreffende specifiek aangewezen goederen van de man bij overlijden van de man (zonder echtgelijke onenigheid).
De Vlabel bevestigt dat deze bedingen, in de mate dat zij burgerrechtelijk geldig kwalificeren als huwelijksvoordelen, fiscaal doorwerken als overeenkomsten onder bezwarende titel en als huwelijksvoordelen. Bijgevolg is er geen schenk- of erfbelasting verschuldigd bij de uitwerking van de bedingen.
VB 24121: Wijziging huwelijksovereenkomst met toebedelings- en toekenningsbedingen
Deze beslissing behandelt echtgenoten gehuwd onder scheiding van goederen die in 2021 reeds een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen hadden gecreëerd met een keuzebeding. Thans wensen zij hun stelsel uit te breiden met een optioneel toebedelingsbeding voor onverdeelde goederen en een optioneel toekenningsbeding (term gebruikt door de aanvragers) voor eigen goederen. De Vlabel bevestigt dat deze bedingen, in de mate dat zij burgerrechtelijk geldig kwalificeren als huwelijksvoordelen, fiscaal doorwerken als overeenkomsten onder bezwarende titel. Voor onroerende goederen geldt wel het verdeelrecht respectievelijk verkooprecht. De Vlabel aanvaardt dus dat er geen bezwaar is om toekennings- en verblijvingsbedingen te combineren met een TIGV en dat deze combinatie evenmin fiscaal misbruik uitmaakt.
Voor het TIGV vragen de aanvragers bevestiging over uitwerking van het (conventioneel terugnamerecht). Vlabel bevestigt dat Standpunt 15059 niet van toepassing is aangezien de terugname gebeurt via artikel 2.3.53 §4 BW en niet door vervulling van een ontbindende voorwaarde. Dat betekent dat op de terugname het verdeelrecht van toepassing is (artikel 2.10.1.0.1 VCF).
De aanvragers wensen (niet-optionele) ontbindende voorwaarden toe te voegen, van echtscheiding enerzijds, en van overlijden van de andere echtgenoot anderzijds. Vlabel maakt een voorbehoud voor de burgerrechtelijke geldigheid, maar oordeelt dat de toevoeging geen fiscaal misbruik uitmaakt. Op die manier zal de terugkeer naar de inbrengende echtgenoot niet onderworpen zijn aan het verdeelrecht.
VB 25028: Rechtskeuze en toebedeling bancaire goederen
Deze beslissing betreft Nederlandse echtgenoten die rechtskeuze maken voor het Belgisch huwelijksvermogensrecht en het Belgisch stelsel van scheiding van goederen aannemen. Zij voegen optionele toebedelings- en toekenningsbedingen toe die uitsluitend betrekking hebben op bancaire goederen.
De echtgenoten waren oorspronkelijk gehuwd onder Nederlands recht en hadden in 1993 een finaal verrekenbeding toegevoegd. Dit wordt thans vervangen door de Belgische huwelijksvoordelen die volgens de aanvragers een comfortabelere positie bieden voor de langstlevende dan het Nederlandse verrekensysteem. De Vlabel volgt dezelfde redenering als in de eerdere beslissingen betreffende huwelijksvoordelen en bevestigt dat de bedingen niet leiden tot erf- of schenkbelasting.
VB 25021: Optioneel wederkerig toekenningsbeding
Deze beslissing behandelt een aanvraag van echtgenoten gehuwd onder zuivere scheiding van goederen sinds 1982 die een optioneel wederkerig toekenningsbeding wensen toe te voegen voor alle eigen goederen. De motivering berust op familiale omstandigheden waarbij de volwassen kinderen voorlopig niet de capaciteiten bezitten voor zelfstandig beheer van onroerende goederen.
Het toekenningsbeding is optioneel en flexibel uitgewerkt, waarbij de langstlevende kan kiezen voor toekenning in volle eigendom, vruchtgebruik of een combinatie daarvan. De uitvoerige motivering betreffende professionele autonomie, bescherming tegen schuldeisers en familiale verzorgingsgedachte overtuigt de Vlabel dat er geen sprake is van fiscaal misbruik.
VB 25026: Wijziging huwelijksovereenkomst – toevoeging verblijvingsbeding en toekenningsbeding
Deze beslissing behandelt echtgenoten zonder afstammelingen, gehuwd onder scheiding van goederen sinds 1997, die hun huwelijksovereenkomst wensen uit te breiden met een verblijvingsbeding voor onverdeelde goederen en een toekenningsbeding voor eigen goederen.
De uitgebreide motivering omvat bescherming tegen schuldeisers, vermijden van vermogensdeling bij echtscheiding, behoud van financiële autonomie, vermijden van conflicten met andere erfgenamen, en het creëren van een comfortabele positie voor de langstlevende. De Vlabel bevestigt dat in de mate de bedingen burgerrechtelijk geldige huwelijksvoordelen met zakenrechtelijke werking zijn, zij fiscaal als overeenkomsten onder bezwarende titel worden behandeld.
II. Kanscontracten
VB 25022: Kanscontract tussen jonge echtgenoten
Deze beslissing betreft echtgenoten van 44 jaar, gehuwd onder scheiding van goederen. In het huwelijkscontract hebben zij een TIGV toegevoegd, en ook een finaal verrekenbeding.
Zij wensen een kanscontract af te sluiten betreffende hun respectievelijke aandelenpakketten. De echtgenoot bezit 181 aandelen soort A, de echtgenote 122 aandelen soort B, waarbij beide pakketten gelijke rechten hebben (elk recht op de helft van stemmen, winst en netto-actief).
De motivering is gericht op bescherming van de langstlevende en vermijden van inmenging van hun drie minderjarige kinderen. De Vlabel bevestigt dat het kanscontract kwalificeert als evenwichtig kanscontract ten bezwarende titel, mits de rechten verbonden aan de verschillende aandelen na het sluiten niet gewijzigd worden.
VB 25023: Gesloten en nieuw kanscontract tussen echtgenoten
Deze beslissing betreft echtgenoten van ongeveer 67 jaar die enerzijds reeds een kanscontract hebben gesloten in 2023 betreffende gelijkwaardige effectenportefeuilles, en anderzijds een nieuw kanscontract wensen te sluiten betreffende elk 14.065 aandelen in dezelfde vennootschap. Het tijdstip van dit laatste contract is niet helemaal duidelijk omdat de aanvragers een verkoop van de aandelen overwegen, maar deze is nog niet definitief op het ogenblik van de aanvragers. Uit de gepubliceerde e-mailcorrespondentie tussen de Vlabel en de aanvragers blijkt dat men zou overwegen om het kanscontract pas te sluiten na de verkoop.
De motivering behelst bescherming van de langstlevende en vermijden van inmenging van hun zoon. De Vlabel bevestigt dat beide contracten kwalificeren als evenwichtige kanscontracten ten bezwarende titel.
Vlabel bevevestigt ook dat bijstortingen geen deel kunnen uitmaken van kanscontract. M.a.w. de verkoopprijs kan men niet zomaar toevoegen aan een bestaand contract.
Wel is het – zo bevestigt ook de Vlabel – mogelijk om zakelijke subrogatie toe te passen, en zal de verkoopprijs ook vervat zijn in het kanscontract met betrekking tot de aandelen.
III. Inbreng in de huwgemeenschap gevolgd door schenking
VB 25020 en VB 25014: geen fiscaal misbruik indien voldoende tijd tussen inbreng in gemeenschap en schenking
Beide beslissingen behandelen de klassieke problematiek van inbreng van onroerende goederen in de huwgemeenschap gevolgd door een schenking door beide echtgenoten. Deze constructie staat bekend als potentieel fiscaal misbruik omdat zij de progressiviteit van de schenkbelasting kan ondermijnen door de belastbare grondslag te halveren.
In VB 25020 hadden de echtgenoten in 2022 onroerende goederen ingebracht in de huwgemeenschap, om deze nu te schenken aan hun zonen. De aanvragers motiveren dat de inbreng was ingegeven door het feit dat de kosten van de panden ook gemeenschappelijk zouden worden gedragen. In VB 25014 dateert de inbreng van een handelshuis zelfs van 2017, waarbij de inbreng destijds was ingegeven door niet-fiscale motieven voor bescherming van de langstlevende echtgenoot.
In beide gevallen bevestigt de Vlabel dat gelet op de feitenconstellatie en de tijdspanne tussen de inbreng en de voorgenomen schenking, de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet moet worden toegepast. Deze beslissingen illustreren het belang van voldoende timing tussen beide verrichtingen en van aantoonbare niet-fiscale motieven voor de oorspronkelijke inbreng.
III. Inbreng in de vennootschap van onroerend goed gevolgd door schenking
VB 25013: Bedrijfsgerelateerde inbreng – sterke motieven prevaleren
Deze complexe zaak betreft echtgenoten die een handelspand en magazijn eerst inbrengen in de huwgemeenschap, vervolgens in hun familiale vennootschap, waarna de nieuw uitgegeven aandelen worden geschonken aan hun zoon en kleinzoon. Het handelspand wordt al meer dan 40 jaar gebruikt door de vennootschap als toonzaal en kantoor, terwijl het magazijn dient voor stockage van haarden en kachels.
De Vlabel erkent dat deze constructie onmiskenbaar een fiscaal voordeel verschaft aangezien de aandelen kunnen geschonken worden aan het gunstige vlakke tarief van 3% voor roerende goederen in rechte lijn, in tegenstelling tot de progressieve tarieven voor onroerende goederen. Bovendien wordt door de voorafgaande inbreng in de huwgemeenschap de belastbare grondslag van elke schenking herleid tot de helft.
Desalniettemin worden door de aanvragers sterke niet-fiscale motieven aangehaald. De in te brengen onroerende goederen zijn onontbeerlijk voor de voortzetting van het bedrijf, er is nood aan versteviging van het eigen vermogen van de vennootschap, en de aanvragers wensen de noodzakelijke toekomstige investeringen niet meer zelf te financieren gelet op hun gevorderde leeftijd. Gelet op deze bedrijfseconomische ratio beslist de Vlabel dat de antimisbruikbepaling niet moet worden toegepast aangezien de niet-fiscale motieven opwegen tegen de fiscale voordelen.
Dit is een belangrijke beslissing! n een eerdere beslissing oordeelde de Vlabel nog dat er wel sprake was van fiscaal misbruik. We verwijzen hiervoor naar VB 24048 en [https://june.estate/publicaties-van-de-vlabel-in-de-laatste-helft-van-september-2024/.](https://june.estate/publicaties-van-de-vlabel-in-de-laatste-helft-van-september-2024/)
VB 25025: Inbreng/verkoop studentenhuizen in vennootschap en schenking van de aandelen
Deze beslissing betreft een aanvulling op een eerdere voorafgaande beslissing (VB24029 – https://june.estate/publicaties-van-de-vlabel-in-de-eerste-helft-september-2024/) waarbij een eigenaar van studentenhuizen zijn eigendomsaandelen waarop nog leningen rusten wil inbrengen in een vennootschap, gevolgd door schenking van de nieuw uitgegeven aandelen aan zijn neef en nichten.
De Vlabel erkent sterke bedrijfseconomische motieven: zonder de inbreng heeft de aanvrager te weinig terugbetalingscapaciteit, de solvabiliteit van de vennootschap moet versterkt worden voor externe financiering, en er zijn belangrijke verduurzaamheidswerken gepland voor ongeveer 2,5 miljoen euro. Bovendien zou een rechtstreekse schenking van de onroerende goederen het beheer versplinteren.
De Vlabel bevestigt dat de verrichting geen fiscaal misbruik uitmaakt en dat de schenking van de aandelen onderworpen is aan het tarief voor roerende goederen (7%, eventueel met toepassing van de vrijstelling voor familiale vennootschappen).
IV. Inbreng in maatschap (inbreng-schenking)
VB 24119: Bijkomende inbreng in maatschap zonder toekenning aandelen
Deze beslissing behandelt een onrechtstreekse schenking via een maatschap. Een vader zal samen met zijn twee meerderjarige kinderen een maatschap oprichten, waarbij hij 100 euro inbrengt voor 100 delen en de kinderen 9.900 euro voor 9.900 delen. Vervolgens zal de vader 2.635 aandelen van een Luxemburgse vennootschap inbrengen in de maatschap zonder uitgifte van nieuwe delen, wat een onrechtstreekse schenking van 99% van de ingebrachte waarde aan de kinderen vormt.
De Vlabel onderzoekt grondig de mogelijke toepassing van verschillende erfbelasting-fictiebepalingen. Cruciaal is dat de kinderen samen met de vader als statutaire zaakvoerders optreden en beslissingen bij meerderheid nemen, waardoor de vader niet alleen kan beslissen. De Vlabel concludeert dat geen van de onderzochte fictiebepalingen van toepassing is, dus ook niet het gevreesde artikel 2.7.1.0.3,3e VCF wegens een controlebehoud. In die optiek is deze beslissing dus terug goed nieuws.
De beslissing bevestigt wel dat artikel 2.7.1.0.5 VCF (verdachte periode) van toepassing zal zijn indien de vader binnen de verdachte periode overlijdt en het bewijsdocument niet voorafgaand ter registratie werd aangeboden.
V. Verzekeringsgiften en complexe herstructureringen
VB 24116: Verzekeringsgift – herstructurering van polissen via een maatschap
Deze complexe beslissing betreft de herstructurering van 13 levensverzekeringspolissen die oorspronkelijk door de vader waren afgesloten en in 2018 aan de moeder waren geschonken. Na deze eerste schenking had de moeder de maatschap als begunstigde aangeduid, waarbij zij 99,9% van de maatschap bezat en de dochters slechts 0,1%.
De voorgenomen nieuwe constructie omvat de herroeping door de moeder van de aanduiding van de maatschap als begunstigde, gevolgd door de overdracht van 99,8% van haar aandelen in de maatschap aan de dochters. Vervolgens wenst de moeder de rechten van verzekeringnemer van de 13 polissen te schenken aan de dochters, waarna deze laatste de maatschap opnieuw zouden aanduiden als begunstigde.
De aanvragers vragen de Vlabel naar de toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF en fiscaal misbruik van dat artikel. Uit de analyse van de contractuele bepalingen blijkt volgens de Vlabel dat het recht van de verzekeringnemer om de begunstigde van de polis aan te duiden steeds de facto bij de oorspronkelijke verzekeringnemer (de vader) verankerd is gebleven. De voorafgaande en schriftelijke instemming van de vader blijft immers vereist voor elke wijziging van begunstiging.
Bovendien stelt de Vlabel vast dat de dochters via de maatschap voor 99,9% herbenoemd worden als begunstigden van de levensverzekeringspolissen, wat een herbevestiging vormt van de oorspronkelijke begunstigingen die rechtstreeks uitgingen van de vader. De Vlabel concludeert dat de vader zal aanzien worden als degene die de begunstigden van de levensverzekeringen aanduidde, waardoor artikel 2.7.1.0.6 VCF van toepassing zal zijn bij zijn overlijden. Deze beslissing toont duidelijk de grenzen aan van complexe herstructureringen en benadrukt dat de Vlabel voornamelijk kijkt naar de economische realiteit eerder dan het juridische opzet.
June, 6 juni 2026.