Met beslissing nr. 25035 van 5 mei 2025 spreekt VLABEL zich voor het eerst uitgebreid uit over de toepassing van artikel 2.7.1.0.7 VCF bij bijkomende inbreng in maatschappen waarvan de aandelen gesplitst zijn tussen vruchtgebruik en blote eigendom. Deze beslissing markeert een belangrijk moment in de evolutie van VLABEL’s standpunt betreffende onrechtstreekse schenkingen via maatschappen en biedt cruciale duidelijkheid over een tot nu toe nog niet belichte problematiek. Deze beslissing werd op het moment van het schrijven van dit artikel nog niet gepubliceerd op de website van de Vlabel.
Juridische en fiscale context van maatschapsconstructies
De maatschap als instrument voor vermogensoverdracht
De maatschap heeft zich de voorbije jaren ontwikkeld tot een veelgebruikt instrument in successieplanning. Als vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid biedt zij families de mogelijkheid om vermogensoverdracht te combineren met beheersmogelijkheden en governance-structuren die bij eenvoudige schenkingen niet haalbaar zijn.
Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen kent aan de maatschap een eigen vermogen toe, afgescheiden van dat van de vennoten. Dit doelvermogen wordt beheerst door de oprichtingsakte en statuten van de maatschap, niet door de gemeenrechtelijke regels van onverdeeldheid. Deze structurele kenmerken maken de maatschap geschikt voor complexe en minder complexe vermogensplanningen waarbij verschillende generaties betrokken zijn.
Evolutie in de rechtspraak en VLABEL-standpunten
De fiscale behandeling van maatschappen heeft een turbulente geschiedenis gekend. Het startpunt van de huidige discussie kan gesitueerd worden bij VLABEL’s voorafgaande beslissing 16046, waarin voor het eerst werd geoordeeld dat ruim kontrolebehoud bij schenkingen via maatschappen aanleiding kon geven tot toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF.
Deze beslissing leidde tot rechtspraak, met als sluitstuk een het arrest van het Hof van Beroep Gent van 1 december 2020 (2018/AR/1269), dat de voorafgaande beslissing vernietigde. Sindsdien heeft VLABEL een meer genuanceerde benadering aangenomen, die tot uiting komt in talrijke positieve voorafgaande beslissingen over maatschapsconstructies.
De techniek van inbreng ten behoeve van een derde
Zoals eerder toegelicht in onze analyse van inbreng ten behoeve van een derde, onderscheiden we fundamenteel tussen twee varianten van inbreng in maatschappen:
Inbreng met uitgifte van nieuwe aandelen: De maatschap reikt nieuwe aandelen uit voor de inbreng, die vervolgens rechtstreeks worden toegekend aan derden (bijvoorbeeld kinderen). Deze constructie vereist een notariële akte omdat het gaat om een rechtstreekse schenking van maatschapsaandelen.
Inbreng zonder uitgifte van nieuwe aandelen: De inbreng verhoogt het maatschapsvermogen zonder dat nieuwe aandelen worden uitgereikt. De waardestijging komt ten goede aan alle bestaande vennoten naar rato van hun participatie. Deze techniek realiseert een onrechtstreekse schenking.
Civielrechtelijk is enkel de tweede variant geldig als onrechtstreekse schenking. Bij de inbreng zonder uitgifte van nieuwe aandelen gaan immers niet dezelfde goederen over naar de begiftigde. De inbrenger was eigenaar van bijvoorbeeld een effectenportefeuille, maar deze gaat niet rechtstreeks over naar de begiftigde. De begiftigde ontvangt een waardestijging van zijn bestaande aandelen in de maatschap.
Dit onderscheidt de constructie fundamenteel van een rechtstreekse schenking. Hoewel de maatschap geen rechtspersoonlijkheid heeft, functioneert zij wel degelijk volgens eigen spelregels met specifieke regels voor zaakvoering, uittreding, winstverdeling en governance. De begiftigde ontvangt niet het genots-, beheers- en beschikkingsrecht over de ingebrachte goederen – deze worden uitgeoefend door de maatschap volgens haar statuten.
Analyse van de feitenconstellatie in beslissing 25035
Opzet van de constructie
De voorafgaande beslissing 25035 betreft een scenario dat representatief is voor vele familiale planningen waarbij maatschappen worden gebruikt voor geleidelijke vermogensoverdracht.
Fase 1 – Oprichting en initiële schenking: Ouders hebben een maatschap opgericht en vervolgens de blote eigendom van de aandelen geschonken aan hun kinderen via een buitenlandse notariële akte.
Fase 2 – Gesplitste inschrijving: Na de schenking worden de aandelen van de maatschap aangehouden voor het vruchtgebruik door de ouders en voor de blote eigendom door de kinderen. Deze gesplitste structuur is het resultaat van de voorafgaande notariële schenking met voorbehoud van vruchtgebruik.
Fase 3 – Bijkomende vermogensoverdracht: Enkele jaren later wensen de ouders een effectenportefeuille die zich in hun persoonlijke vermogen bevindt, in te brengen in de maatschap zonder uitgifte van nieuwe aandelen. Deze operatie beoogt een onrechtstreekse schenking aan de kinderen via de waardestijging van hun aandelen.
Juridische kwalificatie van de verrichting
De voorgenomen bijkomende inbreng kwalificeert als onrechtstreekse schenking omdat aan alle constitutieve elementen is voldaan:
Begiftigingsoogmerk (animus donandi): De ouders beogen hun kinderen te bevoordelen door het maatschapsvermogen te vergroten zonder compensatie.
Vermogensoverdracht: Er is verarming van de ouders (verlies van de effectenportefeuille), verrijking van de kinderen (waardestijging van hun aandelen) en een causaal verband tussen beide.
Aanvaarding: De kinderen moeten de bijkomende inbreng aanvaarden conform de statuten van de maatschap, typisch via een beslissing van de algemene vergadering.
Onrechtstreeks karakter: De kinderen ontvangen niet rechtstreeks de effectenportefeuille, maar een waardestijging van hun maatschapsaandelen, op een manier waarbij er een titel is voor de vermogensoverdracht.
Autonoom en neutraal karakter: De inbreng is onderworpen aan de specifieke regels van het WVV en kan zowel ten kosteloze als ten bezwarende titel plaatsvinden.
VLABEL’s juridische analyse en standpuntbepaling
Uitgangspunten betreffende fiscale transparantie
VLABEL herhaalt in zijn analyse de fundamentele uitgangspunten betreffende de fiscale behandeling van maatschappen. Omdat een maatschap geen rechtspersoonlijkheid heeft, wordt zij fiscaal als transparant beschouwd. Dit betekent dat VLABEL door de maatschapsstructuur heen kijkt naar de onderliggende vermogensbestanddelen.
Een overdracht van aandelen in een maatschap betekent daarom, volgens VLABEL’s redenering, ook de overdracht van de achterliggende goederen die tot de maatschap behoren. VLABEL beoordeelt de overdracht van deelgerechtigdheden in een maatschap als een overdracht van de respectievelijke goederen die in de maatschap werden ingebracht, waarbij de aard van deze goederen de belastbaarheid bepaalt.
Deze benadering heeft verregaande consequenties voor de toepassing van fictiebepalingen, omdat VLABEL de maatschapsstructuur niet als zelfstandige juridische realiteit erkent voor fiscale doeleinden.
Toepassingsvoorwaarden artikel 2.7.1.0.7 VCF
Artikel 2.7.1.0.7 VCF bevat een fictiebepaling die bedekt te beletten dat via gesplitste verkrijgingen erfbelasting wordt ontweken. Het artikel luidt:
“De roerende en onroerende goederen die wat betreft het vruchtgebruik door de erflater en wat betreft de blote eigendom door een derde onder bezwarende titel zijn verkregen, worden, voor de heffing van de erfbelasting, geacht in volle eigendom in zijn nalatenschap aanwezig te zijn en als legaat door die derde te zijn verkregen.”
Voor de toepassing van dit artikel bij maatschappen vereist VLABEL dat cumulatief is voldaan aan volgende voorwaarden:
Materiële voorwaarde: De achterliggende activa van de maatschap moeten effecten of geldbeleggingen zijn. Het begrip “effecten” heeft een ruime betekenis en omvat ook aandelen van besloten vennootschappen.
Formele voorwaarde: Deze effecten en geldbeleggingen moeten gesplitst zijn ingeschreven voor het vruchtgebruik op naam van de erflater en voor de blote eigendom op naam van een derde.
Interpretatie van “gesplitste inschrijving”
VLABEL hanteert een ruime interpretatie van het begrip “gesplitste inschrijving”. Volgens de beslissing kan deze blijken uit drie verschillende elementen:
Materiële gesplitste inschrijving in registers: Vermeldingen in het matenregister of in documenten die door financiële instellingen worden bijgehouden waarin expliciet de splitsing tussen vruchtgebruik en blote eigendom wordt vermeld.
Juridische gesplitste inschrijving: De zakenrechtelijke situatie van de effectenportefeuille of geldbeleggingen, ook al wordt deze splitsing niet materieel geregistreerd in specifieke registers.
Gevolgen van fiscale transparantie: Gelet op de fiscale transparantie van de maatschap worden de vennoten beschouwd als gezamenlijke eigenaars van de achterliggende activa. Als de maatschapsaandelen gesplitst worden aangehouden, worden de onderliggende activa geacht gesplitst te zijn ingeschreven overeenkomstig artikel 2.7.1.0.7 VCF.
VLABEL’s conclusie betreffende de bijkomende inbreng
VLABEL stelt vast dat in de voorgelegde feiten de effectenportefeuille aanvankelijk in volle eigendom toebehoort aan de ouders. Door de voorgenomen bijkomende inbreng beoogt de constructie deze effectenportefeuille gemeen te maken tussen de vennoten van de maatschap in dezelfde (gesplitste) verhoudingen als de bestaande aandelen.
Volgens VLABEL resulteert dit in een gesplitste inschrijving van de effectenportefeuille die onder artikel 2.7.1.0.7 VCF valt. De administratie concludeert dat de voorgenomen verrichting een nieuwe gesplitste inschrijving tot stand brengt die principieel onderworpen is aan de fictiebepaling.
Afwijzing van analogieën met andere standpunten
VLABEL wijst expliciet de analogieën af die aanvragers trachtten te maken met eerdere standpunten:
Standpunt 15095 (gesplitste aankoop Wet Breyne): VLABEL oordeelt dat dit standpunt uitsluitend betrekking heeft op gesplitste aankoop van onroerende goederen onder het regime van de Wet Breyne en niet van toepassing is op de voorliggende situatie van gesplitste inschrijving van effecten.
Standpunt 20067 (herbelegging effectenportefeuille): VLABEL maakt een onderscheid met de situatie waarin binnen een reeds gesplitst ingeschreven effectenportefeuille herbeleggingen plaatsvinden. In de voorliggende casus gaat het volgens VLABEL om een effectenportefeuille die initieel 100% in volle eigendom toebehoorde aan de ouders en pas door de inbreng gesplitst wordt.
Standpunt 20067 (incorporatie vruchten): VLABEL ziet een fundamenteel verschil tussen de incorporatie van vruchten van reeds gesplitst ingeschreven effecten (die niet als nieuwe gesplitste inschrijving wordt beschouwd) en de inbreng van een effectenportefeuille die voorheen volledig in eigendom van de inbrengers was.
Mogelijkheid van tegenbewijs: de ontsnappingsroute
Expliciete erkenning door VLABEL
Een cruciaal element van beslissing 25035 is dat VLABEL expliciet erkent dat het tegenbewijs tegen het vermoeden van bedekte bevoordeling mogelijk blijft. Dit opent belangrijke perspectieven voor correct opgezette constructies.
VLABEL verwijst naar standpunt 20067 waarin wordt gesteld dat het tegenbewijs van het vermoeden van bedekte bevoordeling bij een gesplitste inschrijving kan worden geleverd door het aantonen van een voorafgaande, al dan niet geregistreerde schenking.
Het is opmerkelijk dat VLABEL deze mogelijkheid openhoudt, aangezien dit de praktische toepasbaarheid van artikel 2.7.1.0.7 VCF in deze context aanzienlijk kan beperken voor goed gedocumenteerde en geïmplementeerde constructies.
Beperking van VLABEL’s beslissingsbevoegdheid
VLABEL benadrukt dat zij geen voorafgaande beslissing kan afleveren over het tegenbewijs, omdat dit bewijsmiddelen betreft die vallen onder artikel 3.22.0.0.1, § 3 VCF. Deze bepaling sluit voorafgaande beslissingen uit over “het onderzoek, de controle en het gebruik van bewijsmiddelen”.
Deze beperking betekent dat belastingplichtigen die zekerheid wensen over de geldigheid van hun tegenbewijs, dit moeten laten beoordelen in het kader van een concrete belastingvaststelling of via gerechtelijke procedures.
Vereisten voor geldig tegenbewijs
Gebaseerd op VLABEL’s verwijzing naar standpunt 20067 en de algemene rechtsleer over artikel 2.7.1.0.7 VCF, kan het tegenbewijs worden geleverd door het aantonen van een openlijke schenking die voorafgaat aan de gesplitste inschrijving.
Voor bijkomende inbreng in maatschappen kan dit tegenbewijs worden georganiseerd door:
Documentatie van de schenkingsbeslissing: Notulen van de algemene vergadering waarin de bijkomende inbreng wordt goedgekeurd, met expliciete vermelding van het schenkingskarakter van de verrichting.
Aanvaarding door de begiftigden: Duidelijke aanvaarding van de onrechtstreekse schenking door de begunstigde vennoten, vastgelegd in de notulen.
Tijdstippen van verrichtingen: De schenkingsbeslissing moet voorafgaan aan de feitelijke inschrijving of overdracht van de activa.
Bewijskracht van documenten: Gebruik van elektronische ondertekening met tijdstempel of andere middelen om de datum van de schenkingsbeslissing vast te stellen.
Juridische bedenkingen bij VLABEL’s standpunt
Het eigen bestaan van de onrechtstreekse schenking
Onze stelling is dat de bijkomende inbreng een onrechtstreekse schenking met eigen bestaan vormt, die niet onder artikel 2.7.1.0.7 VCF valt.
Maatschap als autonoom doelvermogen: De maatschap functioneert als autonoom doelvermogen met specifieke regels volgens het WVV. Het maatschapsvermogen is een onverdeelde algemeenheid, toegewezen aan het voorwerp van de maatschap, met eigen spelregels die verschillen van gewone onverdeeldheid.
Onmiddellijke eigendomsoverdracht: Bij de bijkomende inbreng vindt onmiddellijke eigendomsoverdracht plaats naar het maatschapsvermogen. De maatschap wordt onmiddellijk volledig eigenaar van de ingebrachte activa, wat leidt tot waardestijging van het maatschapsvermogen en correlatieve waardestijging van de bestaande aandelen.
Geen identieke goederen: Er gaan geen identieke goederen over tussen schenker en begiftigde. De inbrenger verliest eigendom over de effectenportefeuille, terwijl de begiftigden een waardestijging ontvangen van hun maatschapsaandelen.
Autonoom en neutraal karakter: De inbreng is onderworpen aan de specifieke regels van het WVV en heeft een neutraal karakter dat zowel kosteloze als bezwarende titel toelaat.
Onderscheid met gesplitste bankgiften
Een fundamenteel onderscheid bestaat tussen bijkomende inbreng in maatschappen en gesplitste bankgiften. Bij een bankgift met voorbehoud van vruchtgebruik vallen de schenking en de inschrijving samen – de overschrijving op de gesplitste rekening is tegelijkertijd de schenking en de inschrijving. Het tegenbewijs is daarom niet mogelijk.
Bij bijkomende inbreng in maatschappen zijn er daarentegen twee onderscheiden momenten:
De schenkingsbeslissing: Vastgelegd in notulen van de algemene vergadering, waarbij de vennoten beslissen over aanvaarding van de bijkomende inbreng.
De uitvoering: Feitelijke overschrijving van de effectenportefeuille naar de maatschapsrekening of andere vormen van overdracht.
Deze temporele scheiding maakt het mogelijk om het tegenbewijs te organiseren door aan te tonen dat de schenking (de beslissing) voorafgaat aan de inschrijving (de uitvoering).
Problematiek van VLABEL’s onderscheidingen
Onderscheid met incorporatie vruchten: Het onderscheid dat VLABEL maakt tussen bijkomende inbreng en incorporatie van vruchten (standpunt 20067) is niet overtuigend. In beide gevallen gaat het om verhogingen van het maatschapsvermogen die extern worden verkregen:
- Bijkomende inbreng komt van de vennoten-inbrengers
- Vruchten (dividenden, intresten) komen van externe bronnen (banken, vennootschappen)
In beide situaties vallen de toegevoegde activa in de bestaande verhouding vruchtgebruik-blote eigendom door opname in het maatschapsvermogen. Het argument van VLABEL dat het ene wel en het andere niet als “nieuwe gesplitste inschrijving” kwalificeert, mist coherente juridische onderbouwing.
Fiscale transparantie versus vennootschapsstructuur: VLABEL’s benadering van absolute fiscale transparantie negeert de realiteit dat de maatschap een vennootschapsstructuur is met eigen regels en beperkingen. Hoewel de maatschap geen rechtspersoonlijkheid heeft, functioneert zij wel als afgezonderd doelvermogen met specifieke governance-regels.
Timing en bewijslevering voor tegenbewijs
Voor de praktische implementatie van het tegenbewijs zijn verschillende elementen cruciaal:
Elektronische ondertekening: moderne elektronische ondertekeningstechnologieën bieden sterke authentificatie en tijdstempel-functionaliteit die de datum van schenkingsbeslissingen betrouwbaar kunnen vaststellen.
Documentatievereisten: Volledige documentatie van alle stappen in het proces, van schenkingsbeslissing tot uitvoering, is essentieel voor succesvolle bewijslevering.
Conclusie
VLABEL beslissing 25035 introduceert nieuwe overwegingen in de fiscale behandeling van maatschapsconstructies, en biedt tegelijkertijd belangrijke duidelijkheid over de mogelijkheden en grenzen van bijkomende inbreng in maatschappen waarvan de aandelen gesplitst zijn ingeschreven.
De expliciete erkenning van de mogelijkheid van tegenbewijs door VLABEL bevestigt dat correct opgezette en gedocumenteerde constructies hun fiscale doelstellingen kunnen realiseren. Dit vereist echter aandacht voor detail in de implementatie.
Deze analyse is gebaseerd op uitgebreide juridische bespreking in B. VERDICKT en L. BRONCKAERS, “Bijkomende inbreng in een maatschap en artikel 2.7.1.0.7 VCF”, Successierechten 2025, nr. 5.
June, 24 juni 2025.