Ook deze week waren er weer heel wat publicaties op de website van de Vlaamse Belastingdienst.
Met name over de volgende onderwerpen:
- Kanscontract met optie – Tak-23 levensverzekering (VB 24012)
- Kanscontract m.b.t. aandelen (VB24013)
- Verblijvings- en toekenningsbedingen (VB23095)
1/ Kanscontract met optie (VB24013)
De eerste aanvraag werd ingediend voor echtgenoten gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen, waaraan later een intern gemeenschappelijk vermogen werd toegevoegd. De echtgenoten zijn 62 respectievelijk 55 jaar.
Zij wensen een kanscontract te sluiten dat betrekking heeft op beleggingsportefeuilles en vorderingen. Beide zijn ontstaan naar aanleiding van de verkoop van hun bedrijf, waarvan zij elk 50% eigenaar waren.
Zij kiezen voor het kanscontract om zichzelf de nodige middelen te verschaffen om de levenskwaliteit en levensstandaard als langstlevende te behouden.
Het kanscontract dat zij voorleggen is optioneel. Verder behoudt elke echtgenoot het beheer over zijn of haar vermogen. Voor daden van vervreemding is wel het akkoord van de andere echtgenoot nodig.
De aanvragers argumenteren ook dat het leeftijdsverschil van 7 jaar niet tot gevolg heeft dat er er geen gelijkaardige levensverwachting zou zijn. Daarbij verwijzen zij naar:
- VB nr. 17046 d.d. 19 februari 2018: leeftijdsverschil van 15 jaar.
- VB nr. 18013 d.d. 19 maart 2018: leeftijdsverschil van 15 jaar.
- VB nr. 17025 d.d. 4 september 2017: verschil van 8 jaar.
Een volledig overzicht van alle beslissingen met een zeker leeftijdsverschil leest u hier: https://june.estate/wat-is-het-toegelaten-leeftijdsverschil-bij-een-beding-van-aanwas-of-een-kanscontract/.
Bijzonder aan het contract is de inleg. De aanvraag vermeldt dat de vrouw een inleg zal doen van een beleggingsportefeuille. Deze zal zij in de loop van het contract vrijmaken en investeren in een tak 23-verzekering. Er zal geen begunstigde zijn, of toch niet in het aangeduid in het contract.
Daarmee besluit de Vlabel dat er geen gelijkwaardige inleg is. Immers, bij het overlijden van de vrouw komt de beleggingsportefeuille niet toe aan de man. Hij is bij het overlijden van de vrouw en op basis van de uitwerking van het kanscontract louter een schuldeiser in haar nalatenschap. Dat geeft hem een onzekere positie. In die zin is in de inleg dan ook niet gelijkwaardig en is er geen kanscontract. De man krijgt geen zakenrechtelijke vordering op de goederen betrokken in het beding, terwijl de vrouw dat wel krijgt.
2/ Kanscontract m.b.t. aandelen (VB24013)
In deze voorafgaande beslissing sluiten 2 zussen een kanscontract. Eén van de zussen heeft kinderen. Beiden zijn niet gehuwd of samenwonend. Het kanscontract heeft betrekking op aandelen van een vennootschap, waarvan de aanvrager de eigendomshistoriek nauwkeurig beschrijft. Elk hebben zij 124 aandelen in volle eigendom van een vennootschap.
Belangrijk voor de beide zussen is de wederzijdse bescherming, voornamelijk – zo vermeldt ook de vraag – ook ten aanzien van de kinderen of andere erfgenamen van de eerstoverledene. Daarmee verwijst de aanvragers naar de reservataire aanspraken van de kinderen van één van de zussen. Ook de continuïteit van de vennootschap halen zij aan als argument.
Net zoals bij andere kanscontracten antwoord de Vlabel volgens dezelfde structuur als SP17044: “Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.”
- Het is onder bijzonder titel omdat het betrekking heeft op specifieke goederen, met name aandelen in een vennootschap
- Het is ten bezwarende titel indien de kansen evenwichtig zijn. Dat is een gelijkaardige levensverwachting enerzijds en een gelijkwaardige inleg anderzijds. Aan beide voorwaarden is voldaan. De inleg is effectief gelijk en het leeftijdsverschil is beperkt.
3/ Verblijvings- en toekenningsbedingen (VB23095)
Verblijvings- en toekenningsbedingen zijn huwelijksvoordelen in een stelsel van scheiding van goederen. Verblijvingsbedingen zijn gekoppeld aan onverdeelde goederen, terwijl toekenningsbedingen inhouden dat de echtgenoten aan de langstlevende de eigendom toekennen van niet-onverdeelde goederen. Over enkele recente beslissingen van de Vlabel leest u meer in een ander artikel op onze website.
Door de band genomen aanvaardde de Vlabel de voorbije tijd dat dergelijke bedingen geen fiscaal misbruik uitmaken. Het gevolg is dat de toekenning of verblijving van goederen aan de langstlevende niet onderworpen is aan schenk- of erfbelasting. voor onroerende goederen is wel het verdeelrecht (verblijvingsbeding) of het verkooprecht (toekenningsbeding) van toepassing.
De situaties waarbij er wel sprake was van fiscaal misbruik zijn kinderloze koppels (VB23020 en VB23051). In één specifieke situatie (met gemeenschappelijke kinderen) was er wel sprake van fiscaal misbruik (VB23042). De klassieke argumentatie, met name de reservebescherming van deze technieken, was volgens de Vlabel niet geloofwaardig. Er waren immers als schenkingen geweest aan de kinderen. Ook met een (belastbare) contractuele erfstelling kon de man de betrokken goederen (rekening-courant op een vennootschap) toekennen aan zijn echtgenote.
In VB23095 wensen de echtgenoten een horizontale planning uit te werken voor de aanwinsten, zowel degene die onverdeeld zijn als degene die dat niet zijn. De niet-aanwinsten wensen zij niet te betrekken, met uitzondering van de aandelen op naam van de man in één welbepaalde vennootschap.
De argumenten die de echtgenoten aanhalen zijn enerzijds de maximale bescherming van de langstlevende, namelijk het behoud van de goederen. Anderzijds wensen dit behoud ook te verzekeringen zonder risico op inmenging van de kinderen.
De Vlabel aanvaardt dat de volgende bepalingen niet van toepassing zijn op het verblijvings- en toekenningsbeding:
- art. 2.7.1.0.2. VCF (contractuele erfstelling)
- art. 2.7.1.0.3. VCF (schenking onder opschortende termijn/voorwaarde van het overlijden van de schenker
- art. 2.7.1.0.4. VCF (toebedelingen van meer dan de helft van de gemeenschap aan de langstlevende)
- art. 2.7.1.0.5. VCF (schenkingen in een periode van drie jaar voor het overlijden)
Er is ook een toetsing aan de algemene antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF: “Elk contract dat is gesloten vanaf 1 juni 2012 kan afgetoetst worden aan de algemene antimisbruikbepaling, thans vervat in art. 3.17.0.0.2 VCF. Het contract maakt geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen.“
Deze omschrijving is niet correct. Fiscaal misbruik gaat in eerste instantie niet om de niet-fiscale motieven. Fiscaal misbruik vereist dat men “één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.“
Enkel als dat het geval is, komt men toe aan de niet-fiscale motieven. Maar in het concrete geval van deze voorafgaande beslissing is er geen verrichting waarbij men zich buiten de toepassing van artikel 2.7.1.0.2, artikel 2.7.1.0.3, artikel 2.7.1.0.4 of artikel 2.7.1.0.5 VCF zet. Ook is er geen sprake van een belastingvoordeel waar men aanspraak op maakt.
De Vlabel bevestigt dat – ondanks een verkeerde toepassing van fiscaal misbruik – deze bepalingen niet van toepassing zijn in combinatie met fiscaal misbruik.
Wel is op de verblijving respectievelijk toekenning het verdeelrecht (verblijving of verkooprecht (toekenning) van toepassing als het onroerende goederen betreft.
June Advocaten, 26 mei 2025.