De patrimoniumtaks of taks tot vergoeding van de successierechten is een bijzondere belasting. Zij maakt geen deel uit van de Vlaamse Codex Fiscaliteit en is nog steeds een federale materie. De wettelijke grondslag van de patrimoniumtaks is artikel 147 e.v. W.Succ.
Deze taks bestaat al sinds 1921 en is relatief opportunistisch van aard. Een private stichting of VZW heeft geen aandeelhouders en is in die zin een ‘zwevend vermogen’. Omdat er geen aandeelhouders zijn en geen vermogensrechtelijke gerechtigdheden, zijn er bij een overlijden ook geen successierechten verschuldigd. Ook niet als een begunstigde van bijvoorbeeld een private stichting overlijdt, want een begunstigde heeft geen rechten op het vermogen van de private stichting. Om het vermogen van een private stichting of VZW toch te onderwerpen aan successierechten is de patrimoniumtaks in het leven geroepen, juridisch ‘taks tot vergoeding van de successierechten’.
VOOR WELKE STICHTINGEN EN VERENIGINGEN?
De taks geldt voornamelijk voor VZW’s en private stichtingen. Een aantal nader genoemde verenigingen zijn uitgesloten van de taks. Het gaat onder meer om de erkende pensioenkassen voor zelfstandigen en bepaalde kassen voor kindertoeslagen.
De taks is jaarlijks verschuldigd en voor de eerste maal op de eerste januari die volgt op de datum van de oprichting.
GRONDSLAG
Het ‘patrimonium’ van de vereniging of stichting is onderworpen aan de taks, en daarmee is bedoeld het geheel van de bezittingen die de VZW of stichting in eigendom heeft op 1 januari van het aanslagjaar. Het gaat dus om onroerende goederen, termijnrekeningen, beleggingen, etc.
Een aantal goederen zijn uitgesloten:
- Buitenlandse onroerende goederen;
- Aandelen die deel uitmaken van een certificeringstransactie. Het gaat dus om aandelen die bijvoorbeeld de private stichting houdt ten titel van beheer en waarvoor zij aan de overdrager van die aandelen certificaten heeft uitgereikt. De certificeringstechniek is een instrument van successieplanning om de eigendom en het beheer van elkaar te scheiden. De private stichting is dan louter een houder (bezitter-emittent) van aandelen ten behoeve van een ander (certificaathouder). De certificaten op zich behoren vaak tot het vermogen van een natuurlijke persoon en kunnen dus wel onderworpen zijn aan successierechten.
Verenigingen of stichtingen met een vermogen van minder dan 25.000 euro zijn niet onderworpen aan de taks.
TARIEF
Het tarief is vandaag 0,17%.
PROCEDURE
De heffing van de patrimoniumtaks gebeurt op basis van een aangifte door de VZW of private stichting zelf. Deze is in te dienen voor 31 maart van het aanslagjaar. Elke VZW of private stichting ontvangt in principe jaarlijks in de loop van de maand februari een uitnodiging van het kantoor Rechtszekerheid om een aangifte te doen.
WIJZIGINGEN
Er ligt thans een ontwerp voor dat in principe op 1 januari 2024 in werking treedt met een aantal zeer belangrijke wijzigingen.
1. De tarieven zijn vanaf nu progressief, zoals ook bij de successierechten het geval is. Naarmate het patrimonium toeneemt, neemt ook het tarief toe:
– geen taks verschuldigd op de eerste schijf van 50.000 euro;
– 0,15 % verschuldigd op de schijf van 50.000,01 tot 250.000 euro;
– 0,30 % verschuldigd op de schijf van 250.000,01 tot 500.000 euro;
– 0,45 % verschuldigd op de omzet van boven de 500.000 euro;
De grens voor de vrijstelling van de taks ligt dus wel hoger dan vandaag, en gaat van 25.000 euro naar 50.000 euro.
2. Wel is er een uitbreiding van de grondslag die bestond voor buitenlandse onroerende goederen. Die wijziging was noodzakelijk omwille van het arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 10/2020 van 23 januari 2020. Ingevolge dit arrest dienen buitenlands gelegen onroerende goederen ook in de heffingsgrondslag van de taks te worden opgenomen. Het wetsontwerp bepaalt daarom: “De taks is verschuldigd op het geheel van de bezittingen, waar zij zich ook bevinden, van de belastingplichtigen.” Wel zou er een verrekeningsmechanisme komen voor de buitenlandse onroerende goederen, die daar aan een gelijkaardige belasting onderworpen zijn. Om de verrekening te genieten moeten wel bepaalde bewijsstukken worden voorgelegd.
3. De inwerkingtreding van de nieuwe regeling wordt voorzien op 1 januari 2024. Voor de berekening van de taks wordt er gekeken naar het geheel van de bezittingen die de vzw of private stichting in eigendom heeft op 1 januari van het betreffende aanslagjaar. Daarom is de nieuwe regelgeving reeds van toepassing op de aangiftes die ten laatste op 31 maart 2024 dienen ingediend te worden.
De vraag is of deze belastingverhoging wel de juiste manier is om het vermogen van VZW’s en stichting te gaan belasten en men niet eerder moet kijken naar een soort winstbelasting.
June, 20 december 2023.