Beslissingen van de Vlabel in de maand juni 2025

In de maand juni zijn er in totaal 17 beslissingen verschenen die relevant zijn voor successieplanning. Wij vatten deze hierna voor u samen aan de hand van de volgende thema’s:

  • Huwelijksvoordelen in scheiding van goederen
  • Kanscontracten
  • Inbreng in een maatschap en onrechtstreekse schenking
  • TIGV
  • Inbreng in gemeenschap van onroerend goed gevolgd door een schenking
  • Verhinderend roerend bezit
  • Verdeling

I. HUWELIJKSVOORDELEN IN SCHEIDING VAN GOEDEREN

VB 25027: Wijziging huwelijksovereenkomst – toevoeging verblijvingsbeding en toekenningsbeding

Situatie: De echtgenoten zijn gehuwd in 1976 en hebben hun huwelijkscontract verschillende keren gewijzigd, inclusief wijzigingen van de kaderwetgeving (Nederlands en Belgisch recht). Zij hebben samen 2 kinderen. Wel zijn ze altijd gehuwd geweest onder een stelsel van scheiding van goederen (Belgisch recht) of uitsluiting van iedere gemeenschap (Nederlands recht). Zij wensen nu hun huwelijksovereenkomst opnieuw aan te passen. Zij hadden eerder al een voorafgaande beslissing verkregen (Voorafgaande beslissing nr. 22018 van 9 mei 2022) voor een verblijvingsbeding voor onverdeelde goederen en willen nu nog een toekenningsbeding toevoegen. De echtgenoten bezitten diverse roerende en onroerende goederen in onverdeeldheid en willen deze onderwerpen aan een optioneel verblijvingsbeding. Daarnaast bezit elk van hen eigen roerende goederen (aandelen in vennootschappen) die zij willen onderwerpen aan een optioneel toekenningsbeding ten voordele van de langstlevende echtgenoot.

Kernvraag: Is de uitwerking van het verblijvings- of toekenningsbeding onderworpen aan erfbelasting, schenkbelasting of andere fictiebepalingen?

Beslissing: Geen erfbelasting of schenkbelasting verschuldigd. De bedingen kwalificeren burgerrechtelijk als huwelijksvoordelen met zakenrechtelijke werking en zijn overeenkomsten onder bezwarende titel. Zij vallen niet onder de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 2.7.1.0.4 of 2.7.1.0.5 VCF, noch onder de schenkbelasting. Wel zal er bij onroerende goederen verdeelrecht verschuldigd zijn bij toebedeling van onverdeelde goederen en verkooprecht bij toekenning van eigen goederen. Er is geen sprake van fiscaal misbruik gelet op de concrete feitenconstellatie en de niet-fiscale motieven.


VB 25024: Wijziging huwelijksovereenkomst – toevoeging verblijvingsbeding en toekenningsbeding

Situatie: Echtgenoten die oorspronkelijk gehuwd waren onder een buitenlands wettelijk stelsel hebben in 2017 rechtskeuze gedaan voor het Belgische huwelijksvermogensrecht met aanname van het stelsel van scheiding van goederen. Zij hebben samen 3 kinderen. Zij hadden toen een optioneel finaal verrekenbeding toegevoegd, maar wensen dit nu te vervangen door een verblijvingsbeding en een toekenningsbeding. De echtgenoten bezitten diverse goederen in onverdeeldheid (effectenportefeuilles, woningen in België en het buitenland, inboedel) en elk ook eigen niet-onverdeelde goederen. Zij willen alle onverdeelde goederen onderwerpen aan een optioneel toebedelingsbeding en hun eigen goederen aan een optioneel toekenningsbeding ten voordele van de langstlevende echtgenoot.

Kernvraag: Is de uitwerking van het verblijvings- of toekenningsbeding onderworpen aan erfbelasting, schenkbelasting of andere fictiebepalingen?

Beslissing: Identieke fiscale behandeling als in VB 25027. De bedingen kwalificeren als huwelijksvoordelen met zakenrechtelijke werking en zijn niet onderworpen aan erfbelasting of schenkbelasting. Huwelijksvoordelen bieden een groter voordeel dan verrekenbedingen omdat zij zakenrechtelijke werking hebben versus louter verbintenisrechtelijke verrekening. Bij onroerende goederen zal verdeelrecht verschuldigd zijn bij toebedeling van onverdeelde goederen en verkooprecht bij toekenning van eigen goederen.


VB 25016: Huwelijksovereenkomst scheiding van goederen – optioneel verblijvingsbeding en toekenningsbeding

Situatie: Aanstaande echtgenoten zijn voornemens te huwen onder een stelsel van scheiding van goederen en wensen huwelijksvoordelen toe te voegen voor de langstlevende echtgenoot. Zij heben samen 1 gemeenschappelijk kind. Zij hebben gekozen voor een verrekenbeding bij echtscheiding en huwelijksvoordelen bij overlijden. De echtgenoten willen een optioneel verblijvingsbeding voor onverdeelde goederen en een optioneel toekenningsbeding voor eigen goederen toevoegen. Beide bedingen zijn optioneel in die zin dat de langstlevende kan kiezen voor integrale toepassing of beperkte toepassing met diverse keuzemogelijkheden. De niet-fiscale motieven zijn uitgebreid: de man is een beroepsbeoefenaar die autonomie en bescherming tegen schuldeisers wenst, terwijl beide partners de langstlevende maximale bescherming willen bieden.

Kernvraag: Is de uitwerking van het verblijvings- of toekenningsbeding onderworpen aan erfbelasting, schenkbelasting of andere fictiebepalingen?

Beslissing: De huwelijksvoordelen zijn niet onderworpen aan erfbelasting of schenkbelasting. Aanstaande echtgenoten verkiezen huwelijksvoordelen boven andere technieken (verrekenbeding, TIGV, testamenten) vanwege de onherroepelijkheid, zakelijke werking en zeer beperkte inkortbaarheid.


VB 25010: Wijziging huwelijksovereenkomst – toevoeging optioneel verblijvings- en toekenningsbeding

Situatie: Echtgenoten gehuwd onder een stelsel van zuivere scheiding van goederen sinds 1987 wensen hun huwelijksovereenkomst aan te passen door toevoeging van huwelijksvoordelen. Zij hebben 4 kinderen. Zij bezitten op vandaag een aantal roerende en onroerende goederen die in onverdeeldheid zijn en die niet in onverdeeldheid zijn. De echtgenoten willen bepaalde onverdeelde goederen onderwerpen aan een verblijvingsbeding en bepaalde niet-onverdeelde goederen onderwerpen aan een toekenningsbeding. Beide bedingen zijn optioneel – de langstlevende echtgenoot kan zich al dan niet (volledig) op deze bedingen beroepen. Tevens wensen zij van deze wijziging gebruik te maken om een algemene update door te voeren naar aanleiding van het nieuwe huwelijksvermogensrecht.

Kernvraag: Is de uitwerking van het verblijvings- of toekenningsbeding onderworpen aan erfbelasting, schenkbelasting of andere fictiebepalingen?

Beslissing: Identiek aan de vorige beslissing. De Vlabel aanvaardt dat er geen schenk- of erfbelasting verschuldigd is op het verblijvingsbeding- en toekenningsbeding.


II. KANSCONTRACTEN

VB 25044: Kanscontract tussen echtgenoten

Situatie: Echtgenoten van 81 en 82 jaar wensen een kanscontract (beding van aanwas) af te sluiten betreffende hun effectenportefeuille. Beide echtgenoten zijn onverdeeld eigenaar van de portefeuille en beheren deze samen. Het contract betreft specifiek de effectenportefeuille als feitelijke universaliteit en bevat strikte bepalingen: gelijkaardige levensverwachting (8,21 jaar versus 9 jaar volgens omzettingstabellen), gelijkwaardige inleg (beide onverdeeld eigenaar van dezelfde portefeuille), strikt vervreemdingsverbod (alle handelingen vereisen toestemming van beide echtgenoten), bepaalde duur van 2 jaar (stilzwijgend hernieuwbaar) en zakelijke subrogatie voor herbeleggingen. Het contract bevat een bijzondere ontbindende voorwaarde waarbij het wordt ontbonden als de langstlevende binnen 4 maanden na het eerste overlijden komt te overlijden, behalve als deze binnen die termijn om niet over de aandelen heeft beschikt.

Kernvraag: Kwalificeert dit als een evenwichtig kanscontract ten bezwarende titel tussen echtgenoten van gevorderde leeftijd?

Beslissing: Het contract kwalificeert als een evenwichtig kanscontract ten bezwarende titel. Ondanks het kleine leeftijdsverschil zijn de kansen evenwichtig door de gelijkaardige levensverwachting, gelijkwaardige inleg en strikte contractuele bepalingen. Er is geen erfbelasting of schenkbelasting verschuldigd. De niet-fiscale motieven zijn overtuigend: wederzijdse bescherming waarbij de langstlevende automatisch eigenaar wordt zonder risico op eenzijdige herroeping of aanvechting door kinderen.


VB 25041: Kanscontract aandelen – wettelijk samenwonende partners

Situatie: Twee wettelijk samenwonende partners (41 en 37 jaar) zijn samen de enige aandeelhouders van een BV (elk 250 van de 500 aandelen) en een VOF (elk 50 van de 100 aandelen). Zij wensen een kanscontract af te sluiten waarbij bij overlijden van de eerststervende, zijn of haar aandelenpakket in volle eigendom zal toekomen aan de langstlevende. Het contract bevat strikte modaliteiten: verwerving zonder terugwerkende kracht, ontbindende voorwaarde bij beëindiging, samenwoning (behalve voor huwelijk), vervreemdingsverbod behoudens wederzijdse toestemming, en mogelijkheid tot zaakvervanging. De partners hebben medische attesten overgelegd die hun goede gezondheidstoestand bevestigen en verklaren hun kansen gelijkwaardig te achten.

Kernvraag: Is het kanscontract ten bezwarende titel?

Beslissing: Het contract voldoet aan alle vereisten van bijzondere titel (beperkt tot specifiek omschreven aandelen) en bezwarende titel (gelijkaardige levensverwachting ondanks 4 jaar verschil, gelijkwaardige inleg, vervreemdingsverbod). Er is geen schenkbelasting verschuldigd en geen erfbelasting op basis van de fictiebepaling. De niet-fiscale motieven zijn overtuigend: continuïteit, bedrijfsvoering, uitsluiting erfgenamen, rechtszekerheid en flexibiliteit.


VB 25009: Kanscontract – broer en zus – aandelen maatschap 

Situatie: Een broer en zus (leeftijdsverschil 7 jaar) die samen ongehuwd zijn en reeds lange tijd samenwonen, hebben een verklaring van wettelijke samenwoning afgelegd. Zij bezitten een effectenportefeuille in onverdeeldheid die zij wensen in te brengen in een nog op te richten maatschap. Vervolgens willen zij een optioneel kanscontract afsluiten betreffende de aandelen die zij in ruil voor deze inbreng zullen ontvangen (elk 1000 aandelen). Het contract zou optioneel zijn met terugwerkende kracht en bevat clausules over zaakvervanging, vruchten en meerwaarden, en bijstortingen. Artikel 7 van het contract bepaalt dat alle bijstortingen en/of toevoegingen aan de aandelen die niet het gevolg zijn van zaakvervanging, eveneens onder het kanscontract vallen. De aanvragers beweerden dat ondanks het leeftijdsverschil van 7 jaar, zij gelijkaardige overlevingskansen hebben en verwezen naar eerdere beslissingen waarin grotere leeftijdsverschillen werden aanvaard.

Kernvraag: Kunnen ruime uitbreidingsclausules in een kanscontract het karakter “onder bijzondere titel” aantasten?

Beslissing: De Vlabel kan het bijzonder en bezwarend karakter van de overeenkomst niet beoordelen vanwege te ruime bewoordingen in het contract. Het cruciale probleem ligt in artikel 7 dat voorziet dat ook alle bijstortingen/toevoegingen die NIET het gevolg zijn van zaakvervanging onder het contract vallen. Deze mogelijkheid tot onbepaalde uitbreiding laat niet toe om op het moment van de aanvraag te beoordelen of de overeenkomst onder bijzondere titel blijft. Het voorwerp wordt bovendien omschreven als “aandelen op moment van overlijden” terwijl dit moet beoordeeld worden bij het afsluiten van het contract.


III. MAATSCHAPPEN EN ONRECHTSTREEKSE SCHENKINGEN

VB 25035: Inbreng effectenportefeuille in maatschap zonder uitgifte aandelen – onrechtstreekse schenking

Situatie: Ouders zijn eigenaar van een burgerlijke maatschap samen met hun drie kinderen, waarbij de aandelen gesplitst aangehouden worden (vruchtgebruik voor de ouders, blote eigendom voor de kinderen). De gesplitste inschrijving is het gevolg van eerdere (Nederlandse) notariële schenkingen. Deze werden niet geregistreerd in België. De ouders wensen hun effectenportefeuille in te brengen in de maatschap zonder uitgifte van nieuwe aandelen, wat een onrechtstreekse schenking aan de kinderen vormt ter waarde van het verschil tussen de inbreng en de niet-uitgegeven aandelen. De aanvragers stelden dat deze constructie geen nieuwe gesplitste inschrijving uitmaakt in de zin van artikel 2.7.1.0.7 VCF, maar een gewone onrechtstreekse schenking die enkel onderworpen zou zijn aan artikel 2.7.1.0.5 VCF (verdachte periode van 5 jaar). Zij verdedigen dat het tegenbewijs mogelijk is door aan te tonen dat er een openlijke voorafgaande schenking heeft plaatsgevonden (hier de notariële schenkingen van 2011 en 2016), indien de Vlabel zou menen dat er sprake is van een nieuwe gesplitste inschrijving.

Kernvraag: Is de inbreng in een maatschap, zonder uitgifte van nieuwe aandelen, waarvan de aandelen gesplitst zijn inschrijving, een nieuwe gesplitste inschrijving?

Beslissing: De inbreng kwalificeert als een gesplitste inschrijving onder artikel 2.7.1.0.7 VCF. De effectenportefeuille behoort thans in volle eigendom toe aan de ouders en zal na inbreng in de maatschap gesplitst worden aangehouden conform de bestaande aandeelverhouding. De Vlabel bevestigt wel dat tegenbewijs mogelijk blijft door aan te tonen dat er een openlijke voorafgaande schenking heeft plaatsgevonden.

Voor een meer uitvoering toelichting naar deze beslissing verwijzen we naar: https://june.estate/bijkomende-inbreng-in-maatschappen-en-artikel-2-7-1-0-7-vcf-analyse-van-vlabel-beslissing-25035/


VB 24120: Inbreng in maatschap zonder toekenning aandelen – FISCAAL MISBRUIK

Situatie: Een moeder was eigenaar van certificaten van een STAK, die zij in 2019 in blote eigendom schonk aan haar echtgenoot. De echtgenoot schonk deze vervolgens door aan de kinderen. De STAK heeft ook een maatschap opgericht. Men wenst de STAK nu te ontbinden, zodat de familie de aandelen van de maatschap aanhoudt. Moeder heeft het vruchtgebruik en 5 aandelen in volle eigendom. De kinderen hebben elk aandelen van de maatschap in blote eigendom. De schenkingen aan de kinderen zijn dus herroepbaar, op grond van de herroepbaarheid van de schenking tussen moeder en de echtgenoot. Van deze herroepbaarheid heeft moeder al gebruik gemaakt.

Moeder heeft nog 100% van de aandelen van een vennootschap D. Deze wenst zij in te brengen in een bestaande maatschap zonder uitgifte van nieuwe aandelen. Dit zou een onrechtstreekse schenking aan haar kinderen vormen. De moeder blijft als enige statutaire zaakvoerder voor het leven benoemd en niet afzetbaar, waardoor zij quasi-volledige controle behoudt over het vermogen. De kinderen kunnen niet zelfstandig over het vermogen beschikken. De aangevoerde motieven (governance, flexibiliteit) kunnen ook op andere wijzen worden gerealiseerd zonder inbreng in de maatschap.

Kernvraag: Zijn de fictiebepalingen van artikel 2.7.1.0.5, 2.7.1.0.3,3e, 2.7.1.0.7, 2.7.1.0.6, 2.7.1.0.9 VCF van toepassing?

Beslissing: Vlabel oordeelt dat er sprake is van fiscaal misbruik van artikel 2.7.1.0.3,3e VCF op basis van de volgende factoren: (1) de ad nutum herroepbaarheid van de eerdere schenkingen waardoor er geen werkelijke vermogensoverdracht plaatsvindt en (2) het quasi-totaal controlevoorbehoud door de moeder waardoor de kinderen niet zelfstandig kunnen beschikken. De aangevoerde niet-fiscale motieven kunnen de Vlabel niet overtuigen. , de frustratie van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF omdat de constructie de rechtstreekse toepassing van dit artikel ontwijkt terwijl de doelstelling wordt gefrustreerd, en onvoldoende niet-fiscale motieven. Bij overlijden van de moeder zal artikel 3.17.0.0.2 VCF (antimisbruikbepaling) worden toegepast wegens ontwijking van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF.

In lijn met VB 25035 (zie hoger) oordeelt de Vlabel dat artikel 2.7.1.0.7 VCF van toepassing is op de bijkomende inbreng van de aandelen van de vennootschap D. Wel is het tegenbewijs mogelijk.


IV. DIVERSE BESLISSINGEN IN VERBAND MET EEN TIGV

VB 25030: Uitbreng uit TIGV gevolgd door eenzijdige schenking tussen echtgenoten

Situatie: Echtgenoten gehuwd onder scheiding van goederen hebben in 2017 een TIGV (toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen) toegevoegd aan hun basisstelsel en roerende vermogensbestanddelen ingebracht. Nu wensen zij de effectenportefeuille toe te wijzen aan het eigen vermogen van de man en liquiditeiten aan het eigen vermogen van de vrouw via een uitbreng uit het gemeenschappelijk vermogen. Vervolgens wil de man een deel van zijn effectenportefeuille schenken aan zijn echtgenote via bankgift. De aanvragers vroegen bevestiging dat deze constructie geen fiscaal misbruik uitmaakt van de artikelen 2.7.1.0.4 VCF (overbedeling uit gemeenschap) en 2.7.4.1.1 VCF (erfbelastingtarieven). De niet-fiscale motieven betreffen herroepelijke horizontale planning tussen de echtgenoten.

Kernvraag: Zijn fictiebepalingen van artikel 2.7.1.0.3,3e, artikel 2.7.1.0.5, artikel 2.7.1.0.6, artikel 2.7.1.0.7 of artikel 2.7.1.0.9 VCF (al dan niet via fiscaal misbruik) van toepassing?

Beslissing: Geen fiscaal misbruik. De Vlabel oordeelt dat artikel 2.7.1.0.4 VCF niet van toepassing is omdat dit artikel enkel betrekking heeft op toebedelingen bij overlijden, niet bij leven. Het gaat hier om verrichtingen bij leven tussen de echtgenoten. Evenmin is er sprake van een overbedeling, stelt de Vlabel, omwille van de min of meer gelijke toebedoeling vanuit het TIGV. Gelet op de concrete feitenconstellatie en de niet-fiscale motieven (herroepelijke horizontale planning) concludeert de Vlabel dat er geen sprake is van fiscaal misbruik. De constructie valt buiten het toepassingsgebied van artikel 2.7.1.0.4 VCF.

Opmerkelijk is dat in de motivering ook wordt verwezen naar het gebrekkig advies dat de echtgenoten eerder hebben gekregen. Immers wou de man een herroepelijke planning organiseren aan zijn echtgenote en dat zou nu via de TIGV niet het geval zijn. Dat kan hij na de uitbreng gevolgd door een schenking tussen echtgenoten wel. De Vlabel lijkt dit argument te aanvaarden.


VB 25029: Uitbreng TIGV + schenking tussen echtgenoten + inbreng in maatschap + schenkingen aan kinderen

Situatie: Een vermogensplanning in vijf opeenvolgende stappen waarbij echtgenoten aandelen van hun familiale vennootschap aan hun drie minderjarige kinderen wensen te schenken met behoud van maximaal controlevoorbehoud. De stappen zijn: (1) uitbreng van 124 aandelen van BV Z uit het intern toegevoegd gemeenschappelijk vermogen naar het eigen vermogen van de man, (2) schenking van 62 aandelen door de man aan zijn vrouw, (3) inbreng van alle aandelen in een nieuwe maatschap, (4) wederzijdse schenkingen tussen de echtgenoten met voorbehoud van vruchtgebruik (uitgenomen elk 1 deel in volle eigendom als vetorecht), en (5) doorgeefschenkingen van de delen in blote eigendom aan de drie kinderen. Het controlevoorbehoud wordt bereikt door de combinatie van herroepbare schenkingen tussen echtgenoten (ad nutum) en doorgeefschenkingen, waardoor herroeping van de echtelijke schenking automatisch leidt tot herroeping van de doorgeefschenking.

Kernvraag: Vormt een geheel van vijf opeenvolgende verrichtingen fiscaal misbruik van artikel 2.7.1.0.4 VCF, ook al resulteert het in fiscale voordelen?

Beslissing: Geen fiscaal misbruik. De Vlabel bevestigt dat dit geheel van verrichtingen geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 2.7.1.0.4 VCF. Het cruciale element is dat de uitbreng uit het TIGV niet wordt gedaan om erfbelasting te vermijden, maar om de vermogensplanning met controlevoorbehoud mogelijk te maken. Er zijn voldoende niet-fiscale motieven voor de complexe structuur, namelijk het behoud van controle door de ouders terwijl toch vermogen wordt overgedragen aan de kinderen. 

Als het gaat om controlevoorbehoud, stelt u waarschijnlijk ook de vraag naar de toepassing van artikel 2.7.1.0.3,3e VCF. Deze vraag beantwoordt de Vlabel niet, omdat de aanvragers ook niet vragen naar de toepassing ervan. 


V. INBRENG IN GEMEENSCHAP GEVOLGD DOOR EEN SCHENKING

VB 25033: Inbreng TIGV – schenking onroerend goed – GEEN fiscaal misbruik

Situatie: Echtgenoten gehuwd onder scheiding van goederen met een beperkt gemeenschappelijk vermogen wensen een onroerend goed met voorbehoud van vruchtgebruik te schenken aan hun zoon. De bijzondere omstandigheid is dat het goed volgens de kadastrale gegevens nog steeds een eigen goed van de man is, hoewel het volgens hun huwelijkscontract van 1985 automatisch tot het beperkt gemeenschappelijk vermogen behoorde. De man heeft het goed gekregen via schenkingen van zijn vader in 1986 en 2005, en hun huwelijkscontract voorzag dat onroerende goederen verkregen via schenking automatisch tot het gemeenschappelijk vermogen zouden behoren, tenzij uitdrukkelijk anders bedongen. Dit werd bevestigd in een wijziging van 2008, maar deze akte werd nooit overgeschreven op het hypotheekkantoor. Nu moet er een “bevestiging van inbreng” gebeuren voorafgaand aan de schenking om de kadastrale situatie recht te zetten.

Kernvraag: Vormt een inbreng in gemeenschappelijk vermogen gevolgd door schenking fiscaal misbruik, ook wanneer het een historische rechtzetting betreft?

Beslissing: GEEN fiscaal misbruik vanwege de historische context en de lange tijdspanne tussen de verschillende handelingen. De Vlabel beoordeelt dat de wens om geschonken onroerende goederen gemeenschappelijk te bezitten reeds in 1985 in het huwelijkscontract was opgenomen. De tijdspanne tussen het huwelijkscontract (1985), de schenkingen van de onroerende goederen aan de man (1986/2005), de bevestiging van de inbreng (2008) en de voorgenomen schenking toont aan dat er geen eenheid van opzet is. Het gaat om een rechtzetting van een administratieve situatie, niet om een werkelijke fiscaal gemotiveerde inbreng.


VB 25031: Inbreng in gemeenschappelijk vermogen gevolgd door schenking aan kinderen – GEEN fiscaal misbruik

Situatie: Echtgenoten gehuwd onder scheiding van goederen wensen een onroerend goed (perceel grond) te schenken aan hun drie kinderen met voorbehoud van vruchtgebruik en aanwas van het vruchtgebruik in voordeel van de langstlevende echtgenoot. Het goed werd door de man ingebracht in een intern gemeenschappelijk vermogen via een huwelijkscontractwijziging in 2023. De inbreng was destijds ingegeven door diverse niet-fiscale motieven: bescherming van de langstlevende echtgenoot door de inbreng gekoppeld aan een keuzebeding, vermogensrechtelijke verstrengeling omdat grote renovatie- en bouwwerken werden gefinancierd met tegoeden van beide echtgenoten, en oorspronkelijke bouwplannen voor het perceel die werden afgeblazen door strengere wetgeving en hogere bouwkosten. De partijen zijn zich bewust van de omzendbrief VLABEL/2015/1 die inbreng gevolgd door schenking als fiscaal misbruik kan beschouwen.

Kernvraag: Kan een voldoende tijdspanne en aantoonbare niet-fiscale motieven de toepassing van fiscaal misbruik vermijden bij inbreng gevolgd door schenking?

Beslissing: GEEN fiscaal misbruik. De Vlabel oordeelt dat er geen sprake is van eenheid van opzet omdat de inbreng dateert van 2023 en er dus een voldoende tijdspanne is. Bovendien zijn er aantoonbare niet-fiscale motieven voor de oorspronkelijke inbreng (bescherming langstlevende via keuzebeding, vermogensverstrengeling door gezamenlijke financiering van werken, gefrustreerde bouwplannen). Het fiscale voordeel is beperkt omdat het tarief voor drie kinderen toch slechts 3% bedraagt. De combinatie van timing en niet-fiscale motieven is voldoende om de antimisbruikbepaling te voorkomen.


VI. VERHINDEREND ONROEREND BEZIT

VB 25045: Vervreemding verhinderend onroerend bezit – causaal verband

Situatie: Echtgenoten wensen een nieuwe gezinswoning aan te kopen aan het verlaagd tarief van 2% voor de enige en eigen woning, ondanks het feit dat zij op het moment van de aankoopakte nog eigenaar zijn van meerdere onroerende goederen die “verhinderend onroerend bezit” vormen. De aanvragers zijn eigenaar van diverse eigendommen: appartementen aan de kust, gronden in ontwikkeling, en andere eigendommen. Om de aankoop van hun nieuwe gezinswoning te financieren, plannen zij een gefaseerde verkoop van al deze eigendommen. In de eerste fase verkopen zij enkele eigendommen aan derden en twee appartementen aan hun eigen vennootschap (die een partiële splitsing ondergaat om zich toe te leggen op vastgoedbeheer). In de tweede fase, binnen de twee jaar na aankoop, verkopen zij de resterende gronden aan een bouwpromotor. Het causaal verband tussen de vervreemding en de nieuwe aankoop is aantoonbaar uit het financieringsplan.

Kernvraag: Kan het verlaagd tarief van 2% worden toegepast wanneer verhinderend bezit wordt weggewerkt via verkoop aan de eigen vennootschap in plaats van aan derden?

Beslissing: Ja, mits het causaal verband aantoonbaar is uit het financieringsplan. Het feit dat sommige eigendommen aan de eigen vennootschap worden verkocht (in plaats van aan derden) verhindert niet de toepassing van het verlaagd tarief, zolang alle verhinderend onroerend bezit binnen de twee jaar onder bezwarende titel wordt vervreemd. De Vlabel oordeelt dat er geen sprake is van fiscaal misbruik, aangezien de verkopen voornamelijk door financiële redenen zijn ingegeven en het causaal verband duidelijk aantoonbaar is.


VB 25038: Verhinderend onroerend bezit – verkoop BE aan eigen vennootschap, VG aan derde – GEEN fiscaal misbruik

Situatie: Echtgenoten (gehuwd 2022 onder scheiding van goederen met toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen) wensen hun huidige gezinswoning te verkopen om een nieuwe woning aan te kopen voor €872.500 aan het 2%-tarief. De verkoop gebeurt via een bijzondere constructie waarbij het vruchtgebruik wordt verkocht aan de heer Z (partner van de moeder van de man) die dit wenst voor zijn successieplanning, en de blote eigendom wordt verkocht aan vennootschap A (100% eigendom van de man). Deze structuur is noodzakelijk omdat er geen akkoord bestaat voor uitbreng uit het gemeenschappelijk vermogen en het financieel onmogelijk is voor de man om beide eigendommen privé te bezitten. De echtgenoten hebben de volledige verkoopprijs nodig voor de financiering van de nieuwe aankoop. De constructie biedt bijkomende voordelen zoals mogelijkheid tot pandwissel en behoud van de woonbonus.

Kernvraag: Kan het 2%-tarief worden toegepast bij een gesplitste verkoopstructuur waarbij de blote eigendom aan de eigen vennootschap wordt verkocht?

Beslissing: GEEN fiscaal misbruik. De Vlabel oordeelt dat de geplande verrichtingen geen fiscaal misbruik uitmaken, omdat het goed voor de geheelheid in volle eigendom (gesplitst) wordt overgedragen onder bezwarende titel. Er is een causaal verband tussen de vervreemding en de nieuwe aankoop (verkoopopbrengst wordt aangewend voor financiering). De niet-fiscale motieven zijn voldoende: successieplanning van de koper, financiële noodzaak, praktische overwegingen rond het gemeenschappelijk vermogen, en bijkomende voordelen. De Vlabel verwijst naar VB 23087 als precedent dat verkoop aan eigen vennootschap kan bij niet-fiscale motieven.


VI. VERDELING EN INBRENG IN HUWGEMEENSCHAP

VB 25046: Verdeling tussen broer en zus – inbreng in de huwgemeenschap – geen fiscaal misbruik

Situatie: Een vrouw is eigenaar van 3/4 van een woning samen met haar broer die 1/4 bezit. Zij is voornemens te huwen onder het wettelijk stelsel en wenst de woning gezamenlijk te kunnen bezitten met haar toekomstige echtgenoot via de huwgemeenschap. Om dit te realiseren wenst zij haar 3/4-aandeel in te brengen in de huwgemeenschap, waarna de huwgemeenschap het 1/4-aandeel van haar broer zal overnemen. Deze constructie is noodzakelijk omdat beide partners in de woning wonen en beiden eigenaar willen zijn via de huwgemeenschap. Bovendien is voor het verkrijgen van het benodigde krediet vereist dat de man via de huwgemeenschap gedeeltelijk eigenaar wordt van het goed. De aanvrager verwees naar een gelijkaardige situatie in een eerdere voorafgaande beslissing (VB 24066) en vroeg bevestiging dat deze overname door de huwgemeenschap onderworpen zal zijn aan het verdeelrecht van 2,5%.

Kernvraag: Vormt een constructie rond onroerend goed bij aanstaand huwelijk fiscaal misbruik wanneer deze voornamelijk ingegeven is door kredietvereisten?

Beslissing: Geen fiscaal misbruik. De Vlabel bevestigt dat de niet-fiscale motieven voldoende zijn: beide partners wonen in de woning en wensen er beiden eigenaar van te zijn via de huwgemeenschap, en voor het verkrijgen van het benodigde krediet moet de man via de huwgemeenschap gedeeltelijk eigenaar zijn van het goed. Het gewenste einddoel – de woning in gezamenlijk bezit gebruiken als gezinswoning – rechtvaardigt de voorgenomen verrichtingen. De overname zal onderworpen zijn aan het verdeelrecht van 2,5%.


June, 30 juni 2025.

Andere nieuwsberichten

Schenking na inbreng in huwgemeenschap – fiscaal misbruik?

Cassatie bevestigt standpunt van de Vlabel - Arrest 25 april 2025 1. Situering: de constructie van inbreng gevolgd door schenking Een veelgebruikte techniek in de successieplanning bestaat uit twee opeenvolgende stappen. In een eerste fase brengt een echtgenoot zijn...

Lees meer