Ingrijpende wijzigingen fiscaal gunstregime familiale vennootschappen: residentieel vastgoed uitgesloten vanaf 1 januari 2026

Op 3 oktober 2025 heeft de Vlaamse Regering een voorontwerp van programmadecreet principieel goedgekeurd dat het fiscale gunstregime voor schenkingen en verervingen van familiale vennootschappen en ondernemingen ingrijpend wijzigt. De kernmaatregel van dit voorontwerp is dat residentieel vastgoed voortaan wordt uitgesloten van de fiscale voordelen. De beoogde inwerkingtreding is voorzien op 1 januari 2026.

De documenten vindt u hier terug: https://www.vlaanderen.be/vlaamse-regering/beslissingen-van-de-vlaamse-regering/voorontwerp-van-programmadecreet-bij-de-begroting-2026

Dit voorontwerp maakt deel uit van een breder pakket aan hervormingen in de erf- en schenkbelasting. Naast de wijzigingen aan het gunstregime voor familiale vennootschappen voorziet het decreet ook in een verhoging van de voetvrijstelling voor partners (van 50.000 naar 75.000 euro), een nieuw verlaagd tarief voor erfgenamen van kinderloze singles, en strengere voorwaarden voor het verlaagd registratierecht bij aankoop van de eigen woning. In dit artikel focussen wij op de ingrijpende wijzigingen aan het gunstregime voor familiale vennootschappen.

Achtergrond

Het voorontwerp van decreet dat op 3 oktober 2025 door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd, bevindt zich momenteel in de adviesfase. De tekst wordt ter advies voorgelegd aan diverse raden, waaronder de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen, de Vlaamse Onderwijsraad en de Raad van State. Na deze adviesronde zal het voorontwerp naar het Vlaams Parlement worden gezonden voor definitieve goedkeuring. Indien het parlementaire traject vlot verloopt, zullen de wijzigingen in werking treden op 1 januari 2026 en van toepassing zijn op alle authentieke schenkingsakten die vanaf die datum worden verleden.

Deze relatief korte overgangsperiode betekent dat men zal moeten schakelen om voorgenomen schenkingen nog voor het einde van het jaar af te ronden. Zeker indien het de bedoeling is om alsnog een test attest te bekomen. De huidige doorlooptijd van een attest bedraagt thans immers enkele maanden.

Het huidige gunstregime: een korte herhaling

Vooraleer we de wijzigingen bespreken, is het nuttig om kort het huidige fiscale gunstregime voor familiale vennootschappen in herinnering te brengen. Vennootschappen die kwalificeren als familiale vennootschap kunnen vandaag genieten van bijzonder voordelige tarieven bij de overdracht van hun aandelen. Bij een schenking geldt een volledige vrijstelling van schenkbelasting, wat neerkomt op een tarief van nul procent. Bij vererving bedraagt het tarief drie procent voor overdrachten in de rechte lijn en tussen partners, en zeven procent in andere gevallen. Ter vergelijking: zonder toepassing van het gunstregime kunnen de tarieven in de erfbelasting oplopen tot zevenentwintig procent in de rechte lijn en tot vijfenvijftig procent voor andere begunstigden, terwijl in de schenkbelasting tarieven gelden die variëren van drie tot zeven procent.

Om van dit gunstregime te kunnen genieten, moet de vennootschap voldoen aan enkele voorwaarden voldoen. Ten eerste is er de participatievoorwaarde, die vereist dat de overdrager gedurende een bepaalde periode vóór de overdracht een minimumparticipatie (stemrecht) in de vennootschap aanhoudt. Ten tweede is er handelsactiviteitsvoorwaarde. Deze houdt in dat de vennootschap op het moment van de schenking of het overlijden een bepaalde activiteit moet invullen. Men controleert deze aan de hand van de statuten, de jaarrekening en de feiten. Ten derde is er de test van de reële economische activiteit, aan de hand van enkele parameters in de jaarrekening. Daarbij geldt dat er in bepaalde gevallen een vermoeden is dat men geen reële economische activiteit heeft. Daarvoor bestaat dan wel de mogelijkheid om een tegenbewijs te leveren. Tot slot moet er ook na de schenking / overlijden aan een aantal voorwaarden worden voldaan.

Waar komt de wijziging in essentie op neer? Tot nu was het mogelijk dat in bepaalde gevallen alle activiteit van de vennootschap van de bijzondere regeling konden genieten, ook al waren bepaalde activa niet gelinkt aan de activiteit van het bedrijf. Daarin komt nu verandering. Indien de vennootschap vastgoed bezit dat voor bewoning bestemd is, kan deze activa niet langer gebruik maken van de bijzondere regeling.

De Vlaamse Regering wil daarmee, naar eigen zeggen, het regime terugbrengen tot zijn essentie: de overdracht van actieve familiebedrijven, en niet van privaat patrimonium.

De voornaamste wijzigingen voor familiale vennootschappen

De belangrijkste wijziging voor familiale vennootschappen bestaat erin dat de waarde van onroerende goederen die tot bewoning worden aangewend of daartoe zijn bestemd, met inbegrip van bouwgronden, voortaan uitdrukkelijk worden uitgesloten van het fiscale gunstregime. Deze uitsluiting geldt zowel voor vastgoed dat rechtstreeks wordt aangehouden door de familiale vennootschap als voor vastgoed dat onrechtstreeks wordt gehouden via participaties van minstens tien procent in een dochtervennootschap. De waardering en correctie voor residentieel vastgoed gebeurt dus zowel op het niveau van de holding als op het niveau van de dochtervennootschap of dochtervennootschappen, wat bij complexere groepsstructuren tot aanzienlijke administratieve en waarderingsuitdagingen kan leiden. Participaties van minder dan tien procent worden als verwaarloosbaar beschouwd en moeten bijgevolg niet worden onderzocht op de aanwezigheid van residentieel vastgoed. Voor deze kleine participaties moet dus geen waardering worden opgemaakt van het eventuele residentiële vastgoed in de dochtervennootschap.

Op deze manier beoogt de decreetgever een onderscheid in behandeling tussen familiale vennootschappen en familiale ondernemingen weg te werken en het zogenaamde “oneigenlijk gebruik” van de gunstmaatregel te voorkomen. Het residentieel vastgoed wordt uitgesloten van de bijzondere regeling, zonder enige nuance ten aanzien van de sector waarin de vennootschap actief is. Dit betekent dat ook vennootschappen die actief zijn in sectoren waar het bezit van enig residentieel vastgoed functioneel kan zijn voor de bedrijfsvoering, zoals horeca-uitbatingen met bovenliggende woongelegenheden of handelsondernemingen met conciërgewoningen, geen gunstregime meer zullen kunnen toepassen voor het gedeelte dat betrekking heeft op dit residentieel vastgoed. Het valt op dat deze strikte objectieve benadering in het voorontwerp lijkt te botsen met eerdere verklaringen van Minister Weyts in de plenaire vergadering van 1 oktober 2025, waarin hij stelde dat men enkel onroerend goed zou uitsluiten dat ‘niet dienstig is voor de economische activiteit’, en dat de eigen woning ‘in sommige gevallen wel, en in sommige gevallen niet’ als dienstig voor de economische activiteit zou worden beschouwd. Het is onduidelijk hoe deze schijnbare tegenstelling zich zal vertalen in de definitieve tekst en de latere toepassing.

Deze strikte objectieve kwalificatie roept vragen op in diverse situaties. Zo is het onduidelijk hoe het gunstregime zal worden toegepast op projectontwikkelaars en vastgoedmakelaars die per definitie met residentieel vastgoed werken, ook al is dit hun core business. Omgekeerd zouden vennootschappen die vastgoed verhuren aan professionele derden in aanmerking moeten komen voor het gunstregime, aangezien het hier geen vastgoed betreft dat bestemd is voor bewoning. Deze onduidelijkheden illustreren dat de nieuwe regeling, ondanks de bedoeling om duidelijkheid te scheppen, wellicht aanleiding zal geven tot nieuwe interpretatiediscussies.

De praktische gevolgen van deze wijziging zijn aanzienlijk. Bij een schenking of vererving van aandelen in een familiale vennootschap die residentieel vastgoed bezit, zal het gunsttarief van nul procent bij schenking of drie procent respectievelijk zeven procent bij vererving enkel nog van toepassing zijn op het gedeelte van de waarde dat geen betrekking heeft op residentieel vastgoed. Het gedeelte dat wel betrekking heeft op residentieel vastgoed zal worden belast aan de normale tarieven in de schenk- of erfbelasting. Weliswaar zijn het dan de tarieven van roerende goederen, niet van onroerende goederen.

Om de belastbare basis correct te kunnen bepalen en de juiste splitsing te maken tussen het residentiële en niet-residentiële gedeelte, zal de belastingplichtige voortaan een verslag moeten voorleggen van een bedrijfsrevisor of gecertificeerde accountant. Belangrijk is dat de bedrijfsrevisor die het verslag opstelt niet de commissaris van de vennootschap mag zijn. Dit verslag moet aantonen in welke mate de waarde van het residentiële vastgoed zich reflecteert in de totale waardering van de familiale vennootschap. Deze nieuwe verplichting brengt uiteraard bijkomende kosten met zich mee, maar is essentieel om discussies met de belastingadministratie te voorkomen en rechtszekerheid te creëren over de fiscale behandeling.

Het invoeren van deze verplichte waardering roept echter ook praktische vragen op. Rekening houdende met de gelijktijdige invoering van de exit-taxregeling inzake meerwaarden op aandelen en de implementatie van het Peppol-systeem voor elektronische facturatie, zullen bedrijfsrevisoren en accountants de komende jaren naar verwachting handen tekort komen. Dit kan leiden tot langere doorlooptijden. Bovendien geldt bij toepassing van het gunstregime in de erfbelasting een bijzonder strakke timing voor de aangifte van de nalatenschap, wat de praktische uitvoerbaarheid van de nieuwe verplichting in erfenissituaties onder druk zet. De aanvraag van een attest moet immers gebeuren uiterlijk vóór het verstrijken van de termijn voor de aangifte van nalatenschap, die vier maanden bedraagt. Bovendien moet de aanvraag worden ingediend binnen dertig dagen na ontvangst van het waarderingsverslag, waarna VLABEL zelf zestig dagen heeft om het attest af te leveren. In een periode van rouw en verlies moeten erfgenamen dus binnen deze zeer krappe termijn een complex waarderingsverslag laten opstellen en alle formaliteiten doorlopen, wat niet altijd haalbaar zal blijken.

Het voorontwerp van decreet breidt ook de bestaande mogelijkheid van het voorafgaand attest uit. Reeds vele jaren bestaat de mogelijkheid om, voorafgaand aan een voorgenomen schenking, een attest bij de Vlaamse belastingdienst aan te vragen dat vermeldt of op het moment van het verzoek aan de voorwaarden van het gunstregime is voldaan. Met de nieuwe regelgeving wordt dit voorafgaand attest uitgebreid met de mogelijkheid om een bevestiging te verkrijgen over de waardering van de aandelen zoals die is opgesteld in het verslag van de bedrijfsrevisor of accountant. De geldigheid van dit voorafgaande attest over de waardering in de schenkbelasting is beperkt tot zestig dagen. Ook in de erfbelasting wordt het mogelijk gemaakt om een bevestiging van deze waardering te verkrijgen. Het belangrijkste is dat het verleende attest bindend zal zijn voor VLABEL voor de berekening van de erfbelasting, wat een aanzienlijke rechtszekerheid biedt aan belastingplichtigen die vooraf willen weten welke fiscale behandeling hen te wachten staat.

Door residentieel vastgoed rechtstreeks uit te sluiten van het gunstregime, oordeelt de decreetgever dat het begrip “reële economische activiteit” uit de regelgeving kan worden geschrapt, alsook de beoordeling via parameters van het vermoeden van afwezigheid van een reële economische activiteit. Het doel van dit vermoeden zou erin hebben bestaan om niet-bedrijfsgerelateerd vermogen uit te sluiten van het gunstregime, maar dat bleek volgens de decreetgever onvoldoende succesvol, zeker na het befaamde Slagerij-arrest van het Grondwettelijk Hof. Volgens de decreetgever zal de rechtstreekse uitsluiting van residentieel vastgoed “oneigenlijk gebruik” van de gunstmaatregel voortaan effectiever verhinderen. Opvallend is dat de nieuwe definitie van een familiale vennootschap bijzonder ruim blijft geformuleerd. Een familiale vennootschap wordt na de hervorming gedefinieerd als ‘een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot voorwerp heeft en uitoefent’. Deze globale omschrijving biedt echter geen antwoord op de bestaande discussies over welke specifieke activiteiten precies als handelsactiviteit kwalificeren.

Het schrappen van het begrip “reële economische activiteit” en de dubbele parametertest brengt echter wel mee dat er geen oplossing komt voor de bestaande discussies omtrent wat nu wel en niet als een handelsactiviteit wordt beschouwd. De discussie verschuift dus van de vraag of er een reële economische activiteit is, naar de vraag of bepaalde activa al dan niet als residentieel vastgoed moeten worden gekwalificeerd en wat de precieze waardering is van deze activa in verhouding tot de totale waarde van de vennootschap. Het is niet uitgesloten dat deze nieuwe benadering tot nieuwe interpretatieverschillen en geschillen zal leiden.

Tot slot verankert het voorontwerp van decreet ook recente cassatierechtspraak over de omvang van de naheffing bij niet-naleving van de continuïteitsvoorwaarden voor familiale vennootschappen. Voortaan zal er schenk- of erfbelasting verschuldigd zijn op het bedrag waarmee het kapitaal werd verminderd, in de verhouding waarin de met het gunstregime overgedragen aandelen tot het totale aantal aandelen in de vennootschap staan. Dit betekent bijvoorbeeld dat indien vijftig procent van de aandelen met het gunstregime werd overgedragen en de vennootschap vervolgens honderdduizend euro kapitaal terugbetaalt, er naheffing verschuldigd zal zijn op vijftigduizend euro.

Opvallend is wel dat de voorwaarden tot behoud gedurende drie jaar na de schenking of vererving, de zogenaamde continuïteitsvoorwaarden, op dit moment nog niet volledig zijn aangepast aan de nieuwe voorwaarden voor het bekomen van de gunstregeling. Dit creëert een zekere rechtsonzekerheid over de exacte reikwijdte van de verplichtingen die op de begunstigden zullen rusten na de overdracht.

Wijzigingen voor familiale ondernemingen

Ook voor familiale ondernemingen voorziet het voorontwerp van decreet twee belangrijke wijzigingen die de decreetgever omschrijft als verduidelijkingen, maar die in de praktijk een aanzienlijke impact kunnen hebben. De huidige kwalificatie- en continuïteitsvoorwaarden voor familiale ondernemingen bepalen dat de belastingplichtige van de gunstmaatregel kan genieten voor de overdracht van beroepsmatig aangewende activa binnen de familiale onderneming. Vandaag geldt dat onroerende goederen die hoofdzakelijk voor bewoning worden aangewend of bestemd, worden uitgesloten van het fiscale gunstregime voor de overdracht van familiale ondernemingen. Het voorontwerp schrapt de vermelding van het woord “hoofdzakelijk”.

Hoewel het volgens de Memorie van Toelichting slechts om een verduidelijking gaat, heeft deze aanpassing tot gevolg dat bij familiale ondernemingen overdrachten van onroerende goederen die voor bewoning bestemd of gebruikt worden, steeds belast zullen worden aan de normale tarieven binnen de erf- en schenkbelasting, ongeacht of dit de hoofdzakelijke bestemming of aanwending is van de betrokken onroerende goederen. Dit betekent bijvoorbeeld dat een handelspand met daarboven enkele appartementen, waarbij de bewoning niet de hoofdbestemming vormt, voortaan volledig zal worden uitgesloten van het gunstregime, terwijl dit onder de huidige regelgeving mogelijk nog als hoofdzakelijk commercieel vastgoed zou kunnen worden gekwalificeerd.

Daarnaast voorziet het voorontwerp ook dat bouwgronden expliciet worden uitgesloten van het fiscale gunstregime. Volgens de Memorie van Toelichting zou het opnieuw om een loutere verduidelijking van de huidige regel gaan, maar dit blijkt als zodanig niet uitdrukkelijk uit de huidige decretale tekst. Deze toevoeging is onder meer bijzonder relevant voor landbouwondernemingen die vaak het voorwerp zijn van een verzoek tot toepassing van het fiscale gunstregime voor familiale ondernemingen. Landbouwers die naast hun cultuurgronden ook bouwgronden in eigendom hebben, bijvoorbeeld omdat zij gronden bezitten in gebieden die in het verleden werden geherklasseerd als bouwgebied, zullen deze bouwgronden voortaan volledig moeten uitsluiten bij de toepassing van het gunstregime.

De overgangsregeling

Het voorontwerp van decreet voorziet dat de wijzigingen in werking treden op 1 januari 2026. Voor wat betreft schenkingsakten die worden verleden tussen 1 januari 2026 en 31 maart 2026 voorziet het voorontwerp een overgangsregeling voor het overmaken van het vereiste waarderingsverslag aan VLABEL. De belastingplichtige beschikt in de regel over een termijn van zeven dagen vanaf de werkdag die volgt op de datum van registratie van de authentieke schenkingsakte om het waarderingsverslag over te maken, maar voor schenkingsakten die in de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2026 worden verleden, wordt deze termijn verlengd met zestig dagen. Deze overgangsregeling erkent impliciet dat bedrijfsrevisoren en gecertificeerde accountants tijd nodig zullen hebben om zich vertrouwd te maken met de nieuwe waarderingsmethodiek en om de nodige verslagen op te stellen.

June, 9 oktober 2025


Disclaimer: Dit artikel is gebaseerd op het voorontwerp van programmadecreet dat op 3 oktober 2025 principieel werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Dit voorontwerp moet nog worden goedgekeurd door het Vlaams Parlement en kan tijdens de parlementaire behandeling nog worden gewijzigd. June houdt de ontwikkelingen in dit dossier nauwlettend in het oog en zal u tijdig informeren over eventuele relevante wijzigingen die tijdens het wetgevend proces zouden worden aangebracht.

Andere nieuwsberichten

Publicaties Vlabel juli 2025

Heel wat publicaties van de Vlabel in de maand juli 2025. We vatten ze hieronder samen rond verschillende thema's. THEMA 1: UPDATE STANDPUNTEN - DOORGEEFSCHENKING & SCHATTING ONROERNED GOED SP 19021: Update juli 2025 - Schenking na verkrijging uit...

Lees meer