In september 2025 publiceerde de Vlaamse Belastingdienst vier voorafgaande beslissingen rond successieplanning. We bespreken de beslissingen thematisch.
THEMA 1: PLANNING VIA HUWELIJKSCONTRACT – ONROEREND GOED
De Vlaamse Belastingdienst hanteert een consistente lijn bij de beoordeling van huwelijksvermogensrechtelijke constructies die leiden tot een vermindering van de schenkbelasting. Twee nieuwe beslissingen bevestigen het strenge standpunt uit de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015.
VB 25071: Inbreng in huwgemeenschap gevolgd door schenking – Klassieke constructie afgewezen
Feitelijke context
De aanvragers zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel van gemeenschap. Mevrouw Y bezit verschillende onroerende goederen als eigen goed met een totale geschatte waarde van 600.000 euro. Het echtpaar heeft twee meerderjarige kinderen.
De voorgenomen vermogensplanning bestaat uit twee opeenvolgende verrichtingen. Eerst brengt mevrouw Y haar eigen onroerende goederen in het gemeenschappelijk vermogen. Vervolgens schenken beide echtgenoten kort nadien elk de onverdeelde helft van deze onroerende goederen aan hun kinderen. Door deze constructie zou elke echtgenoot slechts 450.000 euro schenken in plaats van mevrouw Y die 600.000 euro zou schenken.
De aanvragers voeren twee niet-fiscale motieven aan. Ten eerste stellen zij dat op het moment van de inbreng geen intentie tot schenking bestond. De inbreng zou uitsluitend zijn ingegeven door successieplanning ter bescherming van de langstlevende echtgenoot. Ten tweede werden afbetalingen en verbouwingskosten met gemeenschappelijke gelden betaald, waardoor men vergoedingsrekeningen wilde vermijden.
Juridische analyse door de Vlabel
De Vlabel onderzoekt de voorgenomen verrichtingen aan de hand van artikel 3.17.0.0.2 VCF, de algemene antimisbruikbepaling.
De conclusie is dat er sprake is van fiscaal misbruik. Allereerst oordeelt de Vlabel dat de inbreng kort voor de schenking ingaat tegen de doelstellingen van artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF.
De niet-fiscale motieven overtuigen de Vlabel niet.
Het eerste motief betreffende successieplanning ter bescherming van de langstlevende wordt verworpen. De Vlabel argumenteert dat niets de aanvragers belette om de eigen goederen reeds veel vroeger in het gemeenschappelijk vermogen in te brengen indien dit werkelijk het onderliggende motief was. De korte tijdspanne tussen de inbreng en de geplande schenking ondermijnt de geloofwaardigheid van dit argument fundamenteel.
Het tweede motief aangaande het vermijden van vergoedingsrekeningen wordt eveneens als onvoldoende beoordeeld. De Vlabel erkent dat het vermijden van vergoedingsrekeningen een legitieme overweging kan zijn bij de keuze van het huwelijksvermogensrecht. Deze overweging weegt echter niet op tegen de substantiële fiscale motieven, namelijk de vermindering van de heffingsgrondslag en de daaruit voortvloeiende belastingbesparing.
Conclusie en gevolgen
De Vlabel besluit dat sprake is van fiscaal misbruik. Bij de voorgenomen schenkingen zal de schenkbelasting worden geheven alsof de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen niet heeft plaatsgevonden. Concreet betekent dit dat de schenking door mevrouw Y zal worden belast op de geheelheid van het onroerend goed ter waarde van 600.000 euro, in plaats van op de helft daarvan.
VB 25056: Asymmetrische uitbreng naar eigen vermogen andere echtgenoot gekwalificeerd als schenking
Feitelijke context
De heer X en mevrouw Y zijn sinds 2022 gehuwd onder het wettelijk stelsel. In 2022 werd de heer X, als gevolg van een verdeling met zijn familie, volle eigenaar van een woning. In februari 2025 bracht hij dit eigen onroerend goed in de huwgemeenschap in. Thans wensen de aanvragers dit onroerend goed volledig uit te brengen naar het eigen vermogen van mevrouw Y.
De aanvragers stellen dat deze constructie een niet-fiscaal doel dient. De verrichting zou een ingewikkelde onverdeeldheid met kinderen uit een vorige relatie bij overlijden vermijden. Bovendien betreft het de gezinswoning waarop bij vererving lagere successierechten van toepassing zouden zijn dan het verdeelrecht dat bij de uitbreng verschuldigd zou zijn.
Juridische kwalificatie van de verrichting
De Vlabel analyseert het geheel van verrichtingen – de inbreng door één echtgenoot gevolgd door de volledige uitbreng aan de andere echtgenoot – vanuit het perspectief van de antimisbruikbepaling.
Schenkingen tussen echtgenoten: het wettelijk kader
De Vlabel verduidelijkt eerst het juridische kader voor schenkingen tussen echtgenoten. Artikel 4.237 BW bepaalt dat echtgenoten in hun huwelijkscontract aan elkaar kunnen schenken. Artikel 4.240 BW voorziet dat schenkingen tussen echtgenoten tijdens het huwelijk (buiten het huwelijkscontract) herroepelijk zijn.
De ministeriële circulaire van 2 april 1858, nr. 585, bevestigt expliciet: “Les donations entre-vifs faites entre époux pendant le mariage, conservent leur nature de donations entre-vifs”. Deze schenkingen behouden dus hun karakter van schenkingen onder levenden.
Cruciaal is dat artikel 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF schenkingen tussen partners onderwerpt aan hetzelfde tarief als schenkingen in de rechte lijn. De wetgever heeft dus bewust gekozen om schenkingen tussen echtgenoten aan de schenkbelasting te onderwerpen.
Analyse van de voorgenomen constructie
Door achtereenvolgens een eigen onroerend goed in de huwgemeenschap in te brengen en vervolgens binnen een korte tijdspanne ditzelfde goed volledig uit te brengen naar het eigen vermogen van mevrouw Y, draagt de heer X in economische realiteit kosteloos zijn eigen onroerend goed over aan mevrouw Y.
De Vlabel stelt vast dat uit de motivatie blijkt dat de verrichting voortkomt uit de wens van de heer X om mevrouw Y maximaal te beschermen. Dit wijst op een kosteloze overdracht uit vrijgevigheid (animus donandi), het constitutieve element van een schenking.
De constructie zou resulteren in de toepassing van het verdeelrecht tegen 2,5%, terwijl bij een rechtstreekse schenking het progressieve tarief voor schenkingen van onroerende goederen tussen echtgenoten van toepassing zou zijn (3% tot 27%). Dit substantiële verschil in fiscale behandeling vormt de kern van het fiscaal misbruik.
Beoordeling van de niet-fiscale motieven
De Vlabel onderzoekt de aangevoerde niet-fiscale motieven kritisch. Het argument dat een onverdeeldheid met niet-gemeenschappelijke kinderen wordt vermeden, wordt verworpen. Een rechtstreekse schenking bij leven van de volledige eigendom zou immers evenzeer een onverdeeldheid vermijden. De voorgenomen constructie biedt ten opzichte van een gewone schenking geen bijkomende bescherming tegen vorderingen van niet-gemeenschappelijke kinderen. De Vlabel verwijst hierbij naar artikel 2.3.58 BW dat bepaalt dat ruimere voordelen dan een gelijke verdeling van besparingen als schenking worden beschouwd.
Het tweede argument betreffende lagere successierechten op de gezinswoning wordt als irrelevant afgewezen. De verkrijging gebeurt immers bij leven van de heer X en niet bij zijn overlijden. Bovendien kan de gezinswoning tijdens het huwelijk nog wijzigen, waardoor dit argument geen stand houdt.
Conclusie
De Vlaamse Belastingdienst weerhoudt fiscaal misbruik. De voorgenomen uitbreng zal worden belast als een schenking van onroerende goederen tussen echtgenoten, met toepassing van het progressieve tarief.
THEMA 2: KWALIFICATIE VAN SCHENKINGEN MET SUBSTANTIËLE LASTEN
VB 25070: Schenking met last blijft schenking ondanks zware lasten
Feitelijke context
De heer X wenst aan zijn dochter een bouwgrond te schenken met een voorlopig geschatte waarde van 90.000 euro. Deze schenking wordt echter bezwaard met substantiële lasten:
Een uitkering van 42.500 euro aan de schenker zelf
Een uitkering van 15.000 euro aan een eerste zus van de begiftigde
Een uitkering van 2.500 euro aan een tweede zus van de begiftigde
De totale last bedraagt dus 60.000 euro, waardoor de hoofdbegiftigde na uitvoering van alle lasten slechts een netto voordeel van 30.000 euro overhoudt (één derde van de oorspronkelijke waarde).
Juridisch toetsingskader
De centrale vraag betreft de juridische kwalificatie van deze verrichting. Behoudt de overeenkomst haar karakter van schenking, of moet zij worden gekwalificeerd als een rechtshandeling onder bezwarende titel?
De Vlabel hanteert een tweeledige toets. Ten eerste moet worden nagegaan of de verrichting voor de begiftigde nog een voordeel oplevert (objectief element). Een last verhindert niet dat de overeenkomst in haar geheel een schenking blijft, wanneer de waarde van de last lager is dan de waarde van de geschonken goederen. Ten tweede moet bij de schenker de wil aanwezig zijn om zich te verarmen ten voordele van de begiftigde – het animus donandi (subjectief element).
Toepassing op de voorliggende casus
De Vlabel analyseert systematisch beide elementen:
Objectieve voorwaarde – verrijking en verarming: De hoofdbegiftigde wordt verrijkt met 30.000 euro (90.000 euro minus 60.000 euro aan lasten). Hoewel dit slechts één derde van de oorspronkelijke waarde vertegenwoordigt, blijft er een duidelijke verrijking. De schenker van zijn kant verarmt zich. Hij verliest een goed ter waarde van 90.000 euro en recupereert slechts 42.500 euro. Zijn netto verarming bedraagt dus 47.500 euro.
Subjectieve voorwaarde – animus donandi: De Vlabel stelt vast dat het begiftigingsinzicht bij de schenker aanwezig is. De structuur van de verrichting en de verdeling van de lasten wijzen op de intentie om zowel de dochter als de twee zussen te bevoordelen.
Fiscale behandeling
De Vlabel concludeert dat de voorgenomen verrichting een schenking betreft en geen overdracht onder bezwarende titel.
Artikel 2.8.3.0.1, §3 VCF bepaalt de fiscale behandeling van schenkingen met last. De last die bestaat uit een som onder kosteloze titel bedongen ten voordele van een derde die aanvaardt, wordt in hoofde van die derde als een afzonderlijke schenking belast. Deze last wordt vervolgens afgetrokken van het belastbare aandeel van de hoofdbegiftigde.
Concreet betekent dit voor de voorliggende casus:
De dochter wordt belast op 30.000 euro (90.000 minus 60.000 aan lasten)
De eerste zus wordt belast op een schenking van 15.000 euro
De tweede zus wordt belast op een schenking van 2.500 euro
Aangezien het een onroerend goed betreft, zijn de tarieven voor onroerende schenkingen van toepassing op alle begiftigden
June, 14 oktober 2025.