Op 3 december publiceerde de Vlabel 2 standpunten over schenk- en erfbelasting:
- SP 16038 – Uitkering van levensverzekeringen – Belastbare grondslag – Aftrek personenbelasting
- SP 16119 – Herziening van een heffing in de schenkbelasting ten gevolge van een heffing in de schenk- of erfbelasting
1/ SP16038: Uitkering van levensverzekeringen – Belastbare grondslag – Aftrek personenbelasting
Het stand bepaalt de aftrekbaarheid van fiscale schulden bij een levensverzekeringscontract op het vlak van de erfbelasting. Er is een aanpassing op twee verschillende punten.
Ten eerste vermeldt dit standpunt in de eerste zin dat “indien er op de uitkering van kapitaal/ (fictieve) rente/afkoopwaarde van een levensverzekering personenbelasting verschuldigd is, dan mag het op grond van artikel 2.7.1.0.6 VCF aan te geven bedrag worden verminderd met het bedrag van de verschuldigde personenbelasting.”
In de historische versie van 2016 was er enkel sprake van de uitkering van het kapitaal van de levensverzekering. In de historische versie van 2017 werd de afkoopwaarde van een levensverzekering toegevoegd in de laatste zin van dat standpunt
In de huidige versie van december 2024 heeft de Vlabel dus verduidelijkt dat hetzelfde geldt als artikel 2.7.1.0.6 VCF wordt toegepast op de uitkering van kapitaal als op de uitkering van (fictieve) rente of de afkoopwaarde van een levensverzekering als er personenbelasting is verschuldigd op deze uitkeringen.
Een en ander heeft te maken met de fiscale behandeling van levensverzekeringscontracten, waarbij bij de afloop van het contract de uitbetaling onderworpen is aan het regime van de fictieve rente. Dat wil zeggen dat een bepaald percentage van het kapitaal wordt belast in de personenbelasting gedurende 10 of 13 jaar.
Ten slotte heeft de Vlabel ook een nieuwe alinea toegevoegd:
“Indien het bedrag van de verschuldigde personenbelasting nog niet definitief is vastgesteld of kan vastgesteld worden op het ogenblik van overlijden, zal de aangever in dit geval nog de mogelijkheid hebben om een nieuwe aangifte van nalatenschap in te dienen, zoals voorgeschreven door artikel 3.6.0.0.4 VCF, wegens de vermindering van de actieve samenstelling van de nalatenschap na het openvallen ervan, eenmaal de inkomstenbelasting afdoende is vastgesteld en dit door de aangevers wordt aangetoond aan de hand van bijvoorbeeld een fiscale fiche of aanslagbiljet.”
Die bepaling is nieuw omdat in de vorige versies geen bepaling was opgenomen indien de omvang van de belasting nog niet bekend was. In dat geval is het mogelijk om dat bedrag later op te nemen via een nieuwe aangifte van nalatenschap.
2/ SP 16119: Herziening van een heffing in de schenkbelasting ten gevolge van een heffing in de schenk- of erfbelasting
Dit standpunt voegt een geheel nieuwe situatie toe aan de historische versie van 2020 van datzelfde standpunt met titel “Herziening van een heffing in de schenkbelasting ten gevolge van een heffing in de erfbelasting”. In de historische versie was er dus enkel sprake van een herziening in de schenkbelasting ten gevolge van een heffing in de erfbelasting. Nu heeft de Vlabel die historische versie uitgebreid naar een herziening van een heffing in de schenkbelasting ten gevolge van een latere heffing in de schenkbelasting op een secundaire schenking. Vandaar dat de titel van dit standpunt is aangepast naar “Herziening van een heffing in de schenkbelasting ten gevolge van een heffing in de schenk- of erfbelasting”.
Aan de historische versie wordt dus eerst in de volgende tussentitel voorzien voor de reeds vermelde situatie met uitgewerkt voorbeeld:
“1. Herziening van een heffing in de schenkbelasting ten gevolge van een heffing in de erfbelasting”
Vervolgens heeft de Vlabel de tweede situatie volledig uitgewerkt met een voorbeeld. Dat ziet er als volgt uit:
“2. Herziening van een heffing in de schenkbelasting ten gevolge van een latere heffing in de schenkbelasting op een secundaire schenking
Dergelijke secundaire schenking kan ook belast worden met schenkbelasting, nl. wanneer de secundaire schenking pas in een latere akte aanvaard wordt door de derde of wanneer de opschortende voorwaarde van deze secundaire schenking zich vervult ten aanzien van deze derde.
Voorbeeld
S schenkt een effectenportefeuille ter waarde van € 200.000 aan zijn neef A, op last voor A een geldsom van € 100.000 te geven aan zijn andere neef B. B is in de schenkingsakte niet tussengekomen om te aanvaarden.
Heffing schenkbelasting: A 200.000 x 7% = 14.000
Nadien wordt een akte aangeboden waarin B de secundaire schenking aanvaardt.
De heffing wordt als volgt herzien:
S aan A: 100.000 x 7% = 7.000
S aan B: 100.000 x 7% = 7.000
Ontheffing in hoofde van A van 7.000; Bijheffing in hoofde van B van 7.000
Opmerking: B dient eerst de verschuldigde schenkbelasting (op de secundaire schenking) te voldoen. Hierna kan A een verzoek tot ontheffing indienen voor de te veel betaalde schenkbelasting.”
June, 27 december 2024.