Publicaties van de Vlabel in de maand juli 2024

Voor de publicaties van de Vlabel in de zomer geven we een maandelijks overzicht. Zo kunt u volledig geüpdatet opnieuw starten na de zomervakantie.

Hieronder vindt u de bespreking van de publicaties op de website van de Vlabel in de maand juli.

1. VB 24015: Inbreng in TIGV onder ontbindende voorwaarde

In de eerste week van juli bracht de Vlaamse Belastingdienst ons een publicatie over de inbreng in een TIGV onder ontbindende voorwaarde (VB 24015).

TIGV staat voor “toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen”, en is een gemeenschappelijk vermogen binnen een (dominant) huwelijksstelsel van scheiding van goederen. De Vlabel behandelt een dergelijk TIGV op dezelfde manier als een ‘gewone’ gemeenschap.

VB 24015 behandelt de fiscale gevolgen van een inbreng onder de ontbindende voorwaarde van echtscheiding én van overlijden. De ontbinding is bedongen met retroactieve werking, zo staat in de voorafgaande beslissing.

De Vlabel verwijst in de voorafgaande beslissing naar het administratief standpunt nr. 15059 van 22 mei 2023.

In VB 24015 bevestigt hij dat er bij terugkeer naar de inbrengende echtgenoot geen verdeelrecht verschuldigd is bij echtscheiding. Evenmin is er erfbelasting indien de inbrengende echtgenoot het onroerend goed laat terugkeren bij vooroverlijden van de niet-inbrengende echtgenoot. Er is ook geen aangifteverplichting van het betrokken goed.

Uit de voorafgaande beslissing kan men afleiden dat het niet uitmaakt of de ‘terugkeer’ gebeurt op grond van een ontbindende voorwaarde dan wel een bedongen terugkeer (zie nr. 11 en 12 van de voorafgaande beslissing).

Op zich is de positie van de Vlabel niet nieuw, nu de inbreng in een TIGV reeds aan bod kwam in de voorafgaande beslissing 19022 van 24 juni 2019. Wel behandelde VB 19022 enkel de registratiebelasting/schenkbelasting bij echtscheiding of bij uitoefening van het ‘keuzerecht’. Die laatste vraag (uitoefening keuzerecht) kwam aan bod omdat er ook een beding van ongelijke verdeling was voor de ingebrachte goederen bij overlijden van een echtgenoot.

2. SP 15093 – Fiscale behandeling duolegaten en legaten van een bepaalbare som om erfbelasting verschuldigd door een bijzondere legataris te betalen

De Vlabel heeft recent haar standpunt verduidelijkt over de fiscale behandeling van duolegaten en legaten van een bepaalbare som om erfbelasting te betalen.

Het Standpunt dateert in een eerste versie van 22 juni 2015. De laatste wijziging kwam er op 26 april 2021, o.w.v. de volledige decreetswijziging rond duolegaten (Decreet van 19 maart 2021).

De wijziging van juli 2024 betreft de laatste paragrafen van het standpunt:

Ook indien artikel 2.7.3.2.15 VCF niet van toepassing is, zal het bijkomende legaat van de som nodig om de erfbelasting op het (al dan niet eigen) legaat te betalen, slechts belast worden in hoofde van de legataris aan wie de betrokken som wordt toegekend indien deze som bepaalbaar is én bepaald wordt in de aangifte van nalatenschap. De aangevers moeten de wijze van berekening en het berekend bedrag van het bijzonder legaat vermelden in (een bijlage bij) de aangifte.

Door te aanvaarden dat er voor de berekening van de erfbelasting rekening wordt gehouden met het totaal bedrag van het bijzonder legaat – op voorwaarde dat door de aangevers de nodige vermeldingen in de aangifte worden opgenomen – , wijkt VLABEL af van het federale standpunt, zoals verwoord in RJ S 64/03-01, RJ S 64/03-02 en RJ S 64/03-03.

In SP 15093 verwees de VLABEL initieel enkel naar de toepassing van artikel 2.7.3.2.15 VCF. Dat artikel bevat een regeling voor het geval er een combinatie is met een legaat met een vrijstelling, bv. aan een goed doel. Dus de zogenaamde non-profit-duolegaten.

Het zou ook kunnen dat er geen toepassing is van artikel 2.7.3.2.15 VCF. Inderdaad, ook zonder combinatie met een legaat van een goed doel blijft een duo-legaat mogelijk en soms interessant. Vereist is wel dat er een aanzienlijk verschil is in de erfbelasting voor de verschillende personen betrokken in de regeling. Dat zijn dan familiale duolegaten.

De VLABEL preciseert nu dat ook voor dit type legaten rekening wordt gehouden met het totaal bedrag van het bijzonder legaat, zoals voor de non-profit-duolegaten. Daarmee wijkt hij af van het federaal standpunt.

3. VB 24021: Verlaagd tarief enige eigen woning snel gevolgd door schenking

Het gaat over een oudere dame die in 2023 een appartement, inclusief garages en kelder, heeft gekocht aan het verlaagde tarief van 3% registratierechten, conform artikel 2.9.4.2.11 VCF. In het kader van vermogensplanning, wenst zij nu de helft van dit appartement in blote eigendom aan haar zoon te schenken.

De Vlabel bevestigt dat deze schenking, ondanks dat deze kort na aankoop tegen het verlaagd tarief plaatsvindt, niet zal leiden tot het verlies van dit verlaagde tarief van 3% op de oorspronkelijke aankoop, conform artikel 2.9.4.2.11 VCF. Deze constructie vormt geen fiscaal misbruik.

De VLABEL maakt wel voorbehoud voor fiscaal misbruik, indien de dame na deze schenking een nieuwe woning zou aankopen met toepassing van het verlaagd tarief van artikel 2.9.4.2.11 VCF.

4. VB 24019: Kanscontract in combinatie met toekenningsbeding

In deze voorafgaande beslissing sluiten echtgenoten in een stelsel van zuivere scheiding van goederen een kanscontract in combinatie met een toekenningsbeding. Voor eerdere overzichten rond deze thema’s, zie linklinklink en link.

Deze beslissing betreft echtgenoten die een bijzondere regeling willen treffen m.b.t. de aandelen van hun vennootschap, bestaande uit twee verrichtingen:

  • Enerzijds een eenzijdig optioneel toekenningsbeding van voor […] aandelen (gelijk aan 40% van het totaal aantal aandelen van de vennootschap)
  • Anderzijds een kanscontract waarbij beide echtgenoten elk […] aandelen inbrengen (gelijk aan elk 30% van het totaal aantal aandelen van de vennootschap).

De Vlabel aanvaardt opnieuw dat de uitwerking van het toekenningsbeding niet onderworpen is aan schenk- of erfbelasting. Deze clausules maken voor hen evenmin fiscaal misbruik uit in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

Wat het voorgenomen kanscontract betreft, antwoordt de Vlabel volgens dezelfde structuur als SP17044: “Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.”

In dit geval is het contract onder bezwarende titel aangezien het betrekking heeft op specifieke roerende goederen, namelijk aandelen. Bovendien wordt het contract ook beschouwd als een kanscontract ten bezwarende titel vanwege de gelijkwaardige levensverwachtingen en de gelijkwaardige inleg van beide partijen. De echtgenoten zijn op het moment van de aanvraag 70 jaar (man) resp. 65 jaar (vrouw) oud. Een toch niet onbelangrijk leeftijdsverschil op die leeftijd als het gaat om kanscontracten, wat dus weer positief nieuws is voor het gebruik van deze techniek.

5. VB 24023: Onrechtstreekse schenking via beding ten behoeve van derde via maatschap

De techniek van een schenking door inbreng in een maatschap is niet nieuw (zie voor de toelichting bij andere beslissingen: link en link). Een meer theoretische toelichting over de onrechtstreekse schenking via de maatschap, inclusief de geldigheid, leest u in dit artikel.

Het betreft in VB 24023 de situatie waarbij vader een maatschap heeft opgericht samen met zijn kinderen. Vader heeft een zeer beperkt aantal aandelen in de maatschap. Vader doet nu een bijkomende inbreng van aandelen in de maatschap, zonder uitgifte van nieuwe aandelen.

Net zoals in eerdere voorafgaande beslissingen beslist de Vlabel dat de techniek niet onderworpen is aan erfbelasting.

Merkwaardig in de voorafgaande beslissing is de argumentatie van de aanvragers rond de toepassing van artikel 2.7.1.0.6. VCF. Volgens de aanvragers is dit artikel wel degelijk van toepassing bij een overlijden van de vader binnen de drie jaar na de inbreng. De Vlabel antwoordt zelf dat dit artikel op zich niet van toepassing is, nu er geen (hoofd)contract met de maatschap kan zijn o.w.v. het gebrek aan rechtspersoonlijkheid.

6. VB 24031: Onrechtstreekse schenking via beding ten behoeve van derde via maatschap

Nog een beslissing over hetzelfde thema.

Het verschil met de vorige beslissing is dat het hier een inbreng door de ouders betreft met uitgifte van nieuwe aandelen. Die uitgifte gebeurt aan de kinderen. Wij hebben al beargumenteerd dat dit geen geldige techniek is.

De beslissing bevat weinig nieuws. De Vlabel bevestigt dat de volgende artikelen niet van toepassing zijn, in lijn met eerdere beslissingen over het thema: art. 2.7.1.0.3. VCF, art. 2.7.1.0.5. VCF, art. 2.7.1.0.6. VCF. Er is evenmin sprake van fiscaal misbruik.

7. VB 24024: Onrechtstreekse schenking via beding ten behoeve van derde via maatschap

Een populaire maand voor deze techniek. Ook hier koos men voor de techniek van de inbreng met uitgifte van nieuwe aandelen, in het voordeel van een derde. Net zoals bij de vorige vermelde beslissingen bevestigt de Vlabel dat een heel aantal artikelen niet van toepassing zijn, ook niet via fiscaal misbruik: art. 2.7.1.0.3. VCF, art. 2.7.1.0.5. VCF, art. 2.7.1.0.6. VCF, art. 2.7.1.0.7. VCF, art. 2.7.1.0.9. VCF.

8. VB 24008: Onrechtstreekse schenking middels statutenwijziging maatschap (herverdeling en hercategorisering van aandelen)

Deze voorafgaande beslissing is nieuw qua techniek, maar is wel enigszins gelijklopend met de vorige beslissingen (zgn. ‘inbreng-schenking’).

Nieuw, omdat er geen sprake is van een inbreng. De techniek die men gebruikt om een schenking te realiseren is een statutenwijziging. De feitenconstellatie heeft een bepaalde historiek. Finaal is het resultaat thans dat een zoon (X) 95% van de aandelen van een maatschap aanhoudt. Zijn beide kinderen (D en E) zijn elk eigenaar van 2,5% van de aandelen.

Met de voorgenomen statutenwijziging van de maatschap wensen zijn

  • de aandelen te herverdelen, op een manier dat de beide kinderen samen 99% van de aandelen hebben;
  • de aandelen te hercategoriseren, met name dat aan de vader (X) aandelen B toekomen. De aandelen van de kinderen (D en E) zijn aandelen A. De aandelen B geven o.a. recht op 75% van de winsten.

De vraag is of deze techniek een geldige onrechtstreekse schenking is. Bij de inbreng in een maatschap maakten we daarvoor een onderscheid tussen de inbreng met respectievelijk zonder uitgifte van nieuwe aandelen.

In deze voorafgaande beslissingen is er een overdracht van aandelen door vader (X) aan zijn kinderen in het kader van een statutenwijziging. De aandelen die de kinderen ontvangen zijn echter niet dezelfde aandelen als degene die vader had. De kinderen ontvangen aandelen A die slechts geven op 25% van de winst. Voor die winst is er geen uitkering, maar een reservering. Vader had aandelen die wel recht geven op een deel van de winst, in verhouding tot zijn aandelenbezig.

Op die manier is er een geldige onrechtstreekse schenking, nu er geen identiek vermogensbestanddeel overgaat van de ouders naar de kinderen. De statutenwijziging is een abstract en neutraal instrument.

De beslissing van de Vlabel ligt in lijn met de andere beslissingen over de inbreng-schenking. De artikelen 2.7.1.0.3. VCF, 2.7.1.0.5. VCF, 2.7.1.0.7. VCF en 2.7.1.0.9. VCF zijn niet van toepassing.

9. VB 24002: Beding van aanwas levensverzekering

Deze aanvraag werd ingediend door echtgenoten van dezelfde leeftijd, gehuwd onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen. Beiden bezitten elk in volle eigendom een levensverzekeringspolis TAK-23 met een bruto geïnvesteerde premie van €375.000. Dit betreft een levensverzekering gekoppeld aan een belegging, waarbij het rendement afhankelijk is van de prestaties van die belegging. Er is dus geen vast rendement gegarandeerd, waardoor zowel kapitaalwinst als -verlies mogelijk is.

Via het beding van aanwas willen beide echtgenoten dat de volle eigendom van de levensverzekeringspolissen bij de langstlevende van hen terechtkomt. De aanvragers vragen bevestiging dat het beding van aanwas tussen hen kwalificeert als een contract onder bezwarende titel (kanscontract), zodat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn.

De Vlabel past dezelfde fiscale regeling toe voor het kanscontract van de polissen als bij een beding van aanwas, overeenkomstig Standpunt 17044 van 19 september 2018. Ook in dit geval moeten zowel de levensverwachting als de inleg gelijk(w)aardig zijn. Een meer gedetailleerde toelichting over het beding van aanwas en de verhouding tot het kanscontract, inclusief aspecten als levensverwachting en inleg, kunt u hier lezen.

De Vlabel accepteert dat het beding van aanwas met betrekking tot de TAK-23 verzekeringspolissen niet onderworpen is aan de schenk- of erfbelasting belasting, mits het contract ten bijzondere en ten bezwarende titel is. Het contract van de aanvragers voldoet aan deze voorwaarden, aangezien het specifiek betrekking heeft op de levensverzekeringspolissen en de kansen evenwichtig zijn en de inleg gelijkwaardig.

Daarmee lijkt de beslissing dus positief.

Maar er is nummer 24 van de voorafgaande beslissing: “Het voorgenomen kanscontract heeft betrekking op de polissen, d.w.z. op de rechten die de titularis van de polis (verzekeringsnemer) uit deze polis put. Dit staat los van het verkrijgen van de uitkering van de polis.”

De Vlabel lijkt daarmee dus een voorbehoud te maken voor de belastbaarheid van de uitkering van de polis. De overdracht via het kanscontract betreft enkel de rechten als verzekeringsnemer. Dit doet denken aan de discussie over de verzekeringsgift, waarbij er ook een onderscheid was tussen de schenking van de rechten en de uitkering van de polis voor de Vlabel. Zie daarover SP 15142, waarin staat: “De verzekeringnemer heeft de polis geschonken aan de begunstigde. Hierop is schenkbelasting betaald (tarief roerend). Door de schenking verkrijgt de begunstigde de rechten van de verzekeringnemer. Is er nog erfbelasting verschuldigd als de oorspronkelijke verzekeringnemer komt te overlijden en de verzekeraar de prestatie uitkeert aan de begunstigde ?” Vervolgens maakt de Vlabel een onderscheid naar gelang de datum van het overlijden, cf. inwerkingtreding van het vernieuwde artikel 2.7.1.0.6. VCF. Wel is er toen in een verrekening voorzien voor de betaalde schenkbelasting bij de zogenaamde verzekeringsgift.

10. VB 24032: Schenking van aandelen naar Nederlands recht

In deze voorafgaande beslissingen maken de aanvragers gebruik van de Rome I – Verordening.

Artikel 3.1 van de Rome I Verordening bepaalt: “Een overeenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen.

Deze rechtskeuze kan voor de materiële en/of formele aspecten van de schenking. De materiële geldigheidsvereisten zijn de grondvoorwaarde van de schenking. Het gaat onder meer over de (on)herroepelijkheid van de schenking, het voorwerp van de schenking, etc. De formele vereisten zijn onder meer de vorm van de schenkingsakte, de wijze van aanvaarding en de volmacht tot schenking of tot aanvaarden. Zo is de vraag naar de noodzaak van een notariële schenkingsakte dus een formele geldigheidsvraag. In het verleden is vaak gebruik gemaakt van deze mogelijkheden in het kader van de ‘Nederlandse route’, waarbij men een schenking liet verlijden door een Nederlandse notaris. De schenking was onderworpen aan het Nederlandse recht wat de vorm betreft. Inhoudelijk bleef het een Belgische schenking.

Artikel 3.3. van de Rome I Verordening geeft wel een beperking aan de rechtskeuze: “Indien alle overige op het tijdstip van de keuze bestaande aanknopingspunten zich bevinden in een ander land dan het land waarvan het recht is gekozen, laat de door de partijen gemaakte keuze de toepassing van de rechtsregels van dat andere land waarvan niet bij overeenkomst mag worden afgeweken, onverlet.

Deze beperking is opgenomen voor de situaties waarbij de rechtskeuze de enige aanknopingsfactor is met het gekozen recht. Of anders gezegd, het enige internationale element. Dan laat de Rome I Verordening geen afbreuk toe aan de ‘regels waarvan niet bij overeenkomst mag worden afgeweken’. Als er bijvoorbeeld enkel aanknopingen zijn met het Belgische recht, en de partijen kiezen toch voor het Nederlandse recht, dan moet de schenking de dwingende regels van het Belgische recht naleven.

Ook artikel 21 van de Rome I Verordening geeft een beperking aan. De toepassing van het gekozen recht kan de rechter opzij zetten indien deze “kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de rechter”. Daarmee is bedoeld de internationale openbare orde, net zoals bij de Erfrechtverordening (art. 35). Zoals de reserve niet van internationale openbare is, is de notariële vorm van de schenking of de onherroepelijkheid van de schenking dat ook niet. Immers, ons Belgisch materiële recht heeft zelf uitzonderingen op die regels (onrechtstreekse schenkingen, handgiften, schenkingen tussen echtgenoten).

Het voorwerp van de schenking betreft aandelen van een Belgische maatschap. Naar Nederlands recht kan deze schenking onderhands. Ook is het mogelijk om een schenking herroepbaar te bedingen.

De aanvragers vragen de Vlabel naar de fiscale gevolgen van de voorgenomen schenking. De Vlabel bevestigt dat op de schenking geen erfbelasting verschuldigd is op basis van artikel 2.7.1.0.3, 3e VCF. Het feit dat de schenking herroepbaar zou zijn, houdt ook geen fiscaal misbruik in van dit artikel. Uiteraard is op de schenking wel artikel 2.7.1.0.5 VCF van toepassing.

Nu de schenking zal gebeuren met voorbehoud van vruchtgebruik, vroegen de aanvragers naar de toepassing van artikel 2.7.1.0.7 VCF. Belangrijk is dat men kan bewijzen dat de schenking plaatsvond voor de gesplitste inschrijving, en dat de gesplitste inschrijving geen bedekte bevoordeling bevat. Of de legalisatie van de onderhandse schenking een voldoende bewijs is, kan de Vlabel niet bevestigen (omdat het een bewijsmiddel betreft), maar is o.i. inderdaad het geval. Hetzelfde geldt overigens voor het bewijs van de datum van de schenking in het kader van de mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.5 VCF.

Over de registratieverplichting van een onderhandse schenking naar Nederlands recht is er uiteraard geen bevestiging vanuit de VLABEL. Dat is een federale materie. Van fiscaal misbruik is echter geen sprake, nu de registratieverplichting enkel Belgische of buitenlandse notariële schenkingsakten bevat.

11. VB 24028 – Uitkeringen Liechtensteinse Stiftung**

De laatste voorafgaande beslissing gepubliceerd in de maand juli betreft de uitkeringen uit een Liechtensteinse Stiftung. Daarvoor heeft de Vlabel in het verleden ook al een uitspraak gedaan: VB 16025.

De feiten zijn de volgende.

Twee echtgenoten – die geen kinderen hebben – richtten in het verleden 2 stichtingen naar Liechtensteins recht op. Aan deze stichtingen hebben de echtgenoten een deel van hun vermogen overgedragen.

De echtgenoten vragen aan de Vlabel de bevestiging dat de uitkering aan de begunstigden van de stichtingen niet onderworpen zijn aan erfbelasting. Daarnaast vragen zij ook bevestiging dat de ingebrachte goederen niet langer deel uitmaken van hun vermogen.

Het antwoord op de tweede vraag is positief. Inderdaad, de Vlabel bevestigt dat de stichtingen rechtspersoonlijkheid hebben en dus een afgezonderd vermogen. Er is dus geen erfbelasting verschuldigd op deze goederen op grond van artikel 2.7.3.1.1. VCF.

Op de eerste vraag is het antwoord negatief. Er is wel erfbelasting verschuldigd op grond van de uitkeringen. Net zoals in VB 16025 oordeelt de Vlabel dat artikel .27.1.0.6 VCF van toepassing is. Het Hof van Beroep te Gent heeft bij arrest van 5 april 2022 overigens het standpunt van Vlabel in deze materie bevestigd.

Uit de documenten van de stichting leidt de Vlabel af dat bij de oprichting van de beide Liechtensteinse stichtingen wel een overeenkomst werd gesloten tussen de “economische” oprichters, zijnde de echtgenoten A en B, en (het bestuur van) de stichting. Ook hebben de echtgenoten volgens de Vlabel de begunstigden aangeduid.

De positie van de Vlabel is juridisch betwistbaar. Artikel 2.7.1.0.6 VCF is een fictiebepaling en heeft een strikte interpretatie. Deze bepaling viseert het zogenaamde ‘derdenbeding’. Dit is een overeenkomst waarbij de bedinger van een (rechts)persoon bedingt dat deze laatste een voordeel verstrekt aan een derde-begunstigde die daaraan rechten ontleent. Het beding ten voordele van de derde is daarom bijkomstig aan de hoofdovereenkomst. Volgens het recht van Liechtenstein is de oprichting van een stichting een louter eenzijdige rechtshandeling en dus geen overeenkomst. In de context van een stichting moet het dus zo zijn dat de stichting gebonden is om bepaalde rechten toe te kennen aan een derde op grond van een overeenkomst. Dat zal in dergelijke context zelden het geval zijn. Een uiting van wensen is alleszins geen overeenkomst.

June, 29 augustus 2024.

Andere nieuwsberichten

Wijzigingen in de Waalse registratie- en successierechten

De Waalse regering heeft afgelopen week in een eerste lezing een tweeledige hervorming goedgekeurd van de Waalse registratie- en successierechten. Hieronder vindt u een kort overzicht van de vooropgestelde regeling. Deze is dus nog onder voorbehoud, maar zij is...

read more

Publicaties van de Vlabel in de maand augustus 2024

In de week van 26 augustus publiceerde de Vlabel 5 voorafgaande beslissingen op het vlak van successieplanning. Wijziging huwelijkscontract - toevoeging optioneel verblijvingsbeding en optioneel toebedelingsbeding (VB 24043) Oprichting maatschap gevolgd door...

read more

Wil je op de hoogte blijven?

Schrijf je in op onze nieuwsbrief!