In de eerste helft van september zijn de volgende voorafgaande beslissingen gepubliceerd:
- Schenking aandelen van een familiale vennootschap (VB 24029)
- Fusie gevolgd door oprichting maatschap met inbreng ten behoeve van een derde (VB 24041)
- Oprichting maatschap met inbreng ten behoeve van een derde (VB 24034)
- Onrechtstreekse schenking via beding ten behoeve van derde via maatschap (VB 24044)
- Wijziging huwelijkscontract – toevoeging optioneel verblijvingsbeding en optioneel toebedelingsbeding (VB 24042)
- Wijziging huwelijksovereenkomst – toevoeging optioneel verblijvingsbeding en optioneel toekenningsbeding (VB24045)
- Scheidingsaandeel overleden vennoot van maatschap – beperkte forfaitaire vergoeding aan erfgenamen (VB 24039)
- Volgorde rechtshandelingen. Afstand vruchtgebruik – verdeling/ verdeling – afstand vruchtgebruik (VB 24040)
- Schenking vakantiewoning gevolgd door aankoop woning aan tarief enige eigen woning (VB 24030)
- Schenking van 25% van de woning door de dochter aan de moeder (VB 24025)
1/ VB 24029: Schenking aandelen van een familiale vennootschap
Deze voorafgaande beslissing behandelt de schenking van aandelen in een familiale vennootschap (zie ook een andere nieuwsbrief daarover).
De aanvrager is eigenaar van diverse onroerende goederen, waarvan sommigen in onverdeeldheid met zijn stiefzoon.
Daarnaast is de aanvrager tevens aandeelhouder (60%) van een vennootschap, eveneens samen met zijn stiefzoon (overige 40%).
De aanvragers wenst de aandelen van zijn stiefzoon in de vennootschap over te nemen en zijn onroerende goederen te verkopen aan de vennootschap.
Vervolgens wil hij 100% van de aandelen in blote eigendom aan zijn neven en nichten schenken. Daarnaast wil hij de openstaande vordering die hij zal hebben ten aanzien van de vennootschap (ingevolge de aankoop van de onroerende goederen van de aanvrager) eveneens in blote eigendom aan hen schenken.
De aandeelhouder vraagt met deze aanvraag bevestiging dat de voorgenomen schenking onder de vrijstelling van schenkbelasting van artikel 2.8.6.0.3 VCF kan plaatsvinden. Daarnaast wil hij laten bevestigen dat de verkoop van zijn ‘aandeel’ in studentenhuizen, waarop geen lening meer rust, aan de vennootschap, gevolgd door de schenking van de openstaande vordering aan zijn neven en nichten, ingegeven is door niet-fiscale motieven en derhalve geen fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF uitmaakt.
Wat de toepassing van de voorwaarden van artikel 2.8.6.0.3 VCF betreft, is het antwoord terecht kort. De Vlabel kan geen ruling afleveren over bewijsmiddelen. Immers, de aanvrager wenst te vernemen of de vennootschap een handelsactiviteit heeft. Dat is een feitenkwestie.
Wel bevestigt de Vlabel dat de verkoop gevolgd door de schenking van de vordering op de vennootschap geen fiscaal misbruik betreft. Zij sluiten daarbij aan bij de uitvoerige redenering van de aanvrager. De volgende argumenten spelen daarbij een rol: externe financiering van de aankoop van de panden door de vennootschap, centralisatie van het beheer en het feit dat er registratiebelasting wordt betaald op de overname van de panden (12%).
2/ VB 24041: Fusie gevolgd door oprichting maatschap met inbreng ten behoeve van een derde
De techniek van schenking door inbreng in een maatschap is een terugkerend thema. Voor een overzicht van recente uitspraken over dit onderwerp kunt u de volgende links raadplegen: link, link, link en link). Een meer theoretische toelichting over de onrechtstreekse schenking en de maatschap, inclusief de geldigheid, leest u in dit artikel.
In de deze voorafgaande beslissing zijn ouders en hun twee kinderen aandeelhouders van twee vennootschappen. In beide vennootschappen bezitten de ouders elk 80% van de aandelen, terwijl elk kind 10% van de aandelen heeft. Na de fusie tussen deze vennootschappen, waarbij één vennootschap ophoudt te bestaan, zullen de ouders 70% van hun aandelen inbrengen in een nieuw op te richten maatschap. Daarbij zullen zij de aandelen rechtstreeks laten uitgeven aan hun twee kinderen. Wij hebben al toegelicht dat dit geen geldige techniek is.
Zonder zich uit te spreken over de juridische geldigheid, bevestig de Vlabel opnieuw dat deze verrichtingen niet aan erfbelasting zal worden onderworpen bij overlijden van de ouder-schenker. De artikelen 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.6 VCF, 2.7.1.0.7 VCF en 2.7.1.0.9 VCF zijn in dit geval niet van toepassing, noch rechtstreeks, noch op basis van artikel 3.17.0.0.2 VCF (antimisbruikbepaling). Bovendien valt de winstreservatie door de algemene vergadering van de maatschap niet onder de belastbaarheid van artikel 2.7.1.0.5 VCF. Uiteraard is artikel 2.7.1.0.5. VCF wel van toepassing op de inbreng als een onrechtstreekse schenking.
3/ VB 24034: Oprichting maatschap met inbreng ten behoeve van een derde
Nog een beslissing over de schenking via een inbreng in een maatschap. Opnieuw via uitgifte van nieuwe aandelen rechtstreeks aan een derde. Net als bij de eerdere vermelde beslissingen bevestigt de Vlabel dat de volgende artikelen niet van toepassing zijn, ook niet via fiscaal misbruik: art. 2.7.1.0.3, 3° VCF, art. 2.7.1.0.7 VCF, art. 2.7.1.0.9 VCF, 2.7.1.0.5 VCF (wat de winstreservatie betreft) en 2.7.1.0.6 VCF. Uiteraard is artikel 2.7.1.0.5. VCF wel van toepassing op de inbreng als een onrechtstreekse schenking.
4/ VB 24044: Onrechtstreekse schenking via beding ten behoeve van derde via maatschap
Net als bij de eerdere vermelde beslissingen bevestigt de Vlabel dat de volgende artikelen niet van toepassing zijn, ook niet via fiscaal misbruik: art. 2.7.1.0.3, 3° VCF, art. 2.7.1.0.7 VCF, art. 2.7.1.0.9 VCF en 2.7.1.0.6 VCF. Wat betreft de winstreservatie geldt dat deze eveneens niet aan erfbelasting onderworpen is. Uiteraard is artikel 2.7.1.0.5. VCF wel van toepassing op de inbreng als een onrechtstreekse schenking.
5/ VB 24042: Wijziging huwelijkscontract – toevoeging optioneel verblijvingsbeding en optioneel toebedelingsbeding
De bescherming van de langstlevende blijft een erg actueel thema in de familiale planningen, ook in de voorafgaande beslissingen. In een stelsel van scheiding van goederen kan dat bijvoorbeeld via een verblijvingsbedingen (voor onverdeelde goederen) of toekenningsbedingen (voor niet-onverdeelde goederen). Voor de eerdere overzichten, zie link, link, link en link.
In deze voorafgaande beslissing wensen echtgenoten (met 3 gemeenschappelijke kinderen), gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen, de volgende artikelen aan hun huwelijkscontract toe te voegen.
- optioneel verblijvingsbeding van onverdeelde goederen
- optioneel toebedelingsbeding van eigen goederen
Voordat ze deze toevoegingen in hun huidig huwelijkscontract laten vastleggen, willen de echtgenoten met deze aanvraag zekerheid verkrijgen dat de uitwerking van zowel het optionele verblijvingsbeding als het optionele toebedelingsbeding niet tot gevolg zal hebben dat de volgende artikelen van toepassing zijn:
- Artikel 2.7.1.0.2 VCF
- Artikel 2.7.1.0.3,3° VCF
- Artikel 2.7.1.0.4 VCF
- Artikel 2.7.1.0.5 VCF
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF
Opnieuw bevestigt de Vlabel dat ook fiscaalrechtelijk gaat om huwelijksvermogensrechtelijke verkrijgingen.
Hierdoor zullen de genoemde artikelen niet van toepassing zijn. Bovendien is er in casu geen sprake van fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
6/ VB 24045: Wijziging huwelijksovereenkomst – toevoeging optioneel verblijvingsbeding en optioneel toekenningsbeding
Wederom een beslissing over hetzelfde thema, waarbij de feiten zeer vergelijkbaar zijn. Opnieuw bevestigt de Vlabel dat volgende artikelen niet van toepassing zijn, noch rechtstreeks, noch op basis van artikel 3.17.0.0.2 VCF: art. 2.7.1.0.2 VCF, art. 2.7.1.0.3, 3° VCF, art. 2.7.1.0.4 VCF en art. 2.7.1.0.5 VCF.
Het verschil met de vorige beslissing is dat in deze aanvraag de verrichting tevens wordt getoetst aan artikel 2.8.1.0.1 VCF en artikel 2.8.4.1.1 VCF, alsook aan artikel 2.9.1.0.1 VCF en artikel 2.10.1.0.1 VCF.
De artikelen 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1 VCF hebben betrekking op de schenkbelasting. Deze bepalingen zijn niet van toepassing, nu huwelijksvoordelen geen schenkingen zijn.
De aanvraag heeft tevens betrekking op onroerende goederen. Vandaar de vraag naar de toepassing van het registratierecht. In lijn met eerdere beslissingen bevestigt de Vlabel:
- toepassing van het verkooprecht indien het onroerend goed toebehoort aan één echtgenoot;
- toepassing van het verdeelrecht indien beide echtgenoten samen onverdeeld eigenaar zijn.
Daarnaast is er in casu ook geen sprake van fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
7/ VB 24039: Scheidingsaandeel overleden vennoot van maatschap – beperkte forfaitaire vergoeding aan erfgenamen
In deze aanvraag wenst een wettelijk samenwonend koppel (X en Y) vanuit een verzorgingsgedachte in de financiële bescherming van elkaar en in die van zoon Z te voorzien in geval van vooroverlijden van een van hen (X, Y en Z). Z is het kind van Y uit een vorige relatie en daarmee de stiefzoon van X. Om dit te bewerkstelligen richten ze een maatschap op, waarbij ieder de volgende inbreng doet:
- X: inbreng van een vordering in rekening-courant met een openstaand bedrag van € 1.220.750,00 op de BV A, in ruil voor 2.442 aandelen van de maatschap
- Y: inbreng van een geldsom ten bedrage van € 1.500,00, in ruil voor 3 aandelen van de maatschap
- Z: inbreng van een geldsom ten bedrage van € 500,00, in ruil voor 1 aandeel van de maatschap
In totaal worden er 2.446 aandelen uitgegeven, met een waarde van €500 per aandeel. Bij overlijden van een van de vennoten wordt de maatschap niet ontbonden, maar voortgezet tussen de overblijvende vennoten door een verblijvingsbeding. Er is wel voorzien in een uittreding van rechtswege van de overleden vennoot. De waarde van het scheidingsaandeel is vastgelegd op €10 per aandeel uit het maatschapsvermogen. Daarmee verhoogt dan ook meteen de waarde van de aandelen van de overblijvende vennoten.
De aanvragers vragen bevestiging rond de toepassing van het scheidingsaandeel, de waardeverhoging van de andere aandelen en de waardering in de erfbelasting van het scheidingsaandeel (aan €10).
Op het vlak van de fictiebepalingen vragen zij de bevestiging dat de volgende bepalingen niet van toepassing zijn:
- Artikel 2.7.1.0.3,3° VCF (schenking onder opschortende voorwaarde van overlijden/termijn)
- Artikel 2.7.1.0.6 VCF (derdenbeding).
Tevens vragen zij bevestiging dat de voorgenomen verrichtingen geen fiscaal misbruik uitmaken.
De Vlabel stelt dat de inbreng door X, bij overlijden van X leidt tot een aangroei van de aandelen van de overige vennoten en dus een schenking onder opschortende voorwaarde van roerende goederen betreft. De waardestijging van de aandelen van de overblijvende vennoten wordt dan ook onderworpen aan erfbelasting, in overeenstemming met artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF.
De uittreding van rechtswege is volgens de Vlabel geen beding ten behoeve van een derde, aangezien de maatschapsovereenkomst is gesloten tussen de betrokken partijen zelf. Artikel 2.7.1.0.6 VCF is in dit geval dus niet van toepassing.
8/ VB 24040: Volgorde rechtshandelingen. Afstand vruchtgebruik – verdeling
In deze voorafgaande beslissing zijn de ouders vruchtgebruiker en de drie kinderen blote eigenaar ingevolge een gesplitste aankoop.
Eén van de kinderen wenst het onroerend goederen over te nemen.
Er zijn 2 opties, elk met hun fiscale gevolgen:
1. Ouders doen afstand van het vruchtgebruik en vervolgens is er een verdeling tussen de kinderen van de volle eigendom;
2. Kinderen verdelen de blote eigendom en vervolgens doen de ouders afstand van het vruchtgebruik.
Met optie 2 is er een besparing van €3.238.
De vraag is of het mogelijk is om te kiezen voor deze volgorde, of dat er een voorgeschreven volgorde bestaat die gevolgd moet worden. Zijn beide volgordes toegestaan, of wordt één van de twee gezien als fiscaal misbruik?
De Vlabel aanvaardt dat de voorgenomen voordeligste volgorde van verrichtingen in casu geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Dit omdat er geen frustratie is van de artikelen 2.8.4.1.1. VCF en 2.10.4.0.1. VCF.
9/ VB 24030: Schenking vakantiewoning gevolgd door aankoop woning aan tarief enige eigen woning
In deze aanvraag willen gehuwde ouders, in het kader van hun successieplanning, een vakantiewoning schenken aan hun twee kinderen, met voorbehoud van vruchtgebruik en een aanwas van vruchtgebruik ten voordele van de langstlevende echtgenoot. Vervolgens willen zij een nieuwe woning aankopen tegen het verlaagde tarief van 3% registratierechten (art. 2.9.4.2.11 VCF), na verkoop van hun huidige gezinswoning en de schenking van de blote eigendom van de vakantiewoning.
De vraag die voorligt in deze voorafgaande beslissing is of deze opeenvolgende verrichtingen fiscaal misbruik vormen in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
De Vlabel bevestigt dat het tarief van 3% uitsluitend geldt voor de “enige” woning van de kopers. Dit betekent dat de kopers geen andere woning of bouwgrond in volle eigendom mogen bezitten, zoals ook verduidelijkt in de memorie bij het decreet van 18 mei 2018: “Zo kunnen enkel natuurlijke personen van het voordeel genieten, de kopers mogen noch afzonderlijk, noch gezamenlijk reeds een woning of bouwgrond (enige woning) in volle eigendom hebben (…)”.
De aanvragers hebben onder andere de volgende niet-fiscale motieven aangevoerd voor hun plannen:
- Het behouden van de vakantiewoning binnen de familie, zodat hun kinderen er in de toekomst met hun eigen families kunnen verblijven
- Het behoud van controle en opbrengsten van het goed voor de ouders
- De schenking kadert louter in hun successieplanning
De Vlabel aanvaardt deze motieven echter niet als niet-fiscale redenen. De geplande opeenvolgende verrichtingen maken fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF: “Uit de parlementaire voorbereiding blijkt duidelijk dat de decreetgever deze laatste situatie niet voor ogen had. Het verlaagd tarief is niet bedoeld voor investeerders, te weten kopers van een tweede, derde… woning, maar wel voor (jonge) eerste kopers. Dankzij de voorafgaande schenking plaatsen ze zich op een kunstmatige wijze in de situatie van de door de decreetgever beoogde doelgroep van eerste kopers terwijl ze het vruchtgebruik van het verhinderend onroerend goed behouden.”
De aangevoerde niet-fiscale motieven wegen volgens de Vlabel niet op tegen de fiscale motieven. Daarom zal geen rekening worden gehouden met de voorafgaande schenking en zal op de aankoop van de nieuwe woning het tarief van 12% i.p.v. 3% worden geheven.
In VB 24021 gebeurde het tegenovergestelde: een dame kocht een appartement tegen het verlaagde tarief en schonk kort daarna de blote eigendom van de helft ervan aan haar zoon. In die voorafgaande beslissing oordeelde de Vlabel dat deze constructie geen fiscaal misbruik vormde. De schenking kort na aankoop leidde in deze beslissing dus niet tot het verlies van het verlaagde tarief van 3%, zoals u hier kunt lezen.
10/ VB 24025: Schenking van 25% van de woning door de dochter aan de moeder
Deze voorafgaande beslissing betreft een situatie waarbij een moeder en dochter in 2019 gezamenlijk een woning en een perceel tuin hebben aangekocht in onverdeeldheid, waarbij beide hun domicilie op het adres hebben gevestigd. De moeder heeft 75% in volle eigendom verworven, en de dochter 25%.
De dochter wil nu verhuizen en haar eigendomsrechten op de betrokken onroerende goederen schenken aan haar moeder, onder de volgende voorwaarden en modaliteiten:
- in volle eigendom;
- buiten erfdeel;
- ontbindende voorwaarde van vóóroverlijden;
- zaakvervanging;
- erelonen, kosten en schenkbelasting lastens de begiftigde;
- last voor de begiftigde om het krediet op naam van de schenker verder af te lossen.
De aanvragers vragen bevestiging dat deze schenking door de dochter aan de moeder aan schenkbelasting zal worden onderworpen, berekend op de waarde van de geschonken eigendomsrechten, en dat deze rechtshandeling derhalve niet zal vallen onder artikel 2.10.1.0.1 VCF. Ze vragen tevens of deze verrichting niet worden beschouwd als fiscaal misbruik.
De Vlabel bevestigt dat het in casu een schenking met last betreft, waarbij de last bestaat uit de verplichting voor de moeder (begiftigde) om het openstaande kredietbedrag dat betrekking heeft op het overgedragen deel, verder te dragen. De Vlabel benadrukt dat de aanwezigheid van deze last in casu niets verandert aan het feit dat de overeenkomst als een schenking wordt gezien. De verrichting levert voor de begiftigde moeder immers nog steeds een voordeel op (23,7% van de schenking), en het begiftigingsinzicht van de schenker is duidelijk aanwezig.
Hieruit volgt dus de logische conclusie van de Vlabel dat deze verrichting onderworpen is aan schenkbelasting en niet aan de artikelen 2.10.1.0.1 VCF, 2.10.3.0.1 VCF en 2.10.4.0.1. VCF. Er is evenmin sprake van fiscaal misbruik.
June, 9 oktober 2024.