Cassatie bevestigt standpunt van de Vlabel – Arrest 25 april 2025
1. Situering: de constructie van inbreng gevolgd door schenking
Een veelgebruikte techniek in de successieplanning bestaat uit twee opeenvolgende stappen. In een eerste fase brengt een echtgenoot zijn of haar eigen onroerend goed in de huwgemeenschap in. Dit gebeurt via een notariële wijziging van het huwelijkscontract, waarbij de kostprijs beperkt blijft tot het algemeen vast recht van 50 euro. In een tweede fase schenken beide echtgenoten gezamenlijk het onroerend goed aan hun kinderen.
De reden voor deze constructie is de progressiviteit in de schenkbelasting voor onroerende goederen. Het maakt namelijk een aanzienlijk verschil wie er als schenker optreedt. Een concreet voorbeeld verduidelijkt dit. Wanneer één ouder een onroerend goed ter waarde van 600.000 euro schenkt aan twee kinderen, bedraagt de totale schenkbelasting volgens de Vlaamse tarieven 45.000 euro. Wanneer daarentegen beide ouders samen datzelfde goed schenken, elk voor de helft, bedraagt de schenkbelasting slechts 18.000 euro. Dit betekent een besparing van maar liefst 27.000 euro.
Deze techniek was jarenlang populair omdat het een relatief eenvoudige manier was om de progressiviteit van de schenkbelasting te omzeilen. Gehuwden onder een gemeenschapsstelsel kunnen immers eigen onroerende goederen bezitten. Het gaat dan meestal om goederen die één van hen tijdens het huwelijk via erfenis of schenking heeft verworven. Ook gehuwden met scheiding van goederen kunnen gebruik maken van deze techniek door een beperkt intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV) toe te voegen aan hun huwelijkscontract.
2. De positie van Vlabel over deze constructie
Sinds de inwerkingtreding van de algemene antimisbruikbepaling op 1 juni 2012 heeft de Vlaamse Belastingdienst een zeer duidelijk standpunt ingenomen tegenover deze constructie. In de omzendbrief 2015/1 van 16 februari 2015 plaatst Vlabel de combinatie van inbreng gevolgd door schenking op de “zwarte lijst”. Dit zijn rechtshandelingen die de fiscus principieel als fiscaal misbruik beschouwt.
Volgens Vlabel frustreert de inbreng van een onroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot, kort daarna gevolgd door een schenking van dat goed door beide echtgenoten, de wetteksten die de progressiviteit van de schenkingstarieven regelen. De belastingplichtige moet in deze gevallen kunnen bewijzen dat zijn keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen vóór de schenking verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van schenkbelasting. Slaagt hij daar niet in, dan wordt de schenkbelasting geheven alsof de eerste stap, de inbreng, nooit heeft plaatsgevonden.
De gevolgen van dit standpunt zijn merkbaar in de praktijk. Er werden sindsdien massaal veel rulings aangevraagd, vooral in het Vlaams Gewest. In het overgrote deel van de gevallen komt de fiscus tot het besluit dat er effectief sprake is van fiscaal misbruik. De door de belastingplichtigen naar voren geschoven niet-fiscale motieven worden meestal als niet overtuigend of niet doorslaggevend beoordeeld. Dit heeft geleid tot een situatie waarin de rechtsonzekerheid voor belastingplichtigen aanzienlijk is toegenomen.
3. Toelichting van het Cassatie-arrest
Het arrest van het Hof van Cassatie van 25 april 2025 betrof een concreet geval waarin een vader in juni 2018 vier onroerende goederen inbracht in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen met zijn echtgenote. Negen maanden later, in maart 2019, schonken beide echtgenoten de blote eigendom van deze goederen aan hun twee dochters. Vlabel paste de antimisbruikbepaling toe en berekende de schenkbelasting alsof alleen de vader had geschonken, wat resulteerde in een aanslag van 126.000 euro in plaats van de 54.000 euro die verschuldigd zou zijn geweest zonder toepassing van de antimisbruikbepaling.
Ten eerste oordeelt het Hof dat voor de vereiste eenheid van bedoeling tussen de verschillende rechtshandelingen het niet nodig is dat de belastingplichtige, in dit geval de begiftigde, aan alle rechtshandelingen heeft meegewerkt. Het volstaat volgens het Hof dat er sprake is van een geheel van rechtshandelingen dat één verrichting tot stand brengt. Dit betekent concreet dat de kinderen kunnen worden geconfronteerd met fiscaal misbruik, ook al hadden zij geen enkele inspraak in de beslissing van hun ouders om het huwelijkscontract te wijzigen.
Dit standpunt van het Hof roept fundamentele vragen op. Deze interpretatie is voor registratiebelastingen niet zo evident. Bij schenkbelasting zijn de kinderen als begiftigden de belastingplichtigen, maar zij hebben juridisch geen enkele mogelijkheid om tussen te komen in de wijziging van het huwelijkscontract van hun ouders. Dit is immers een exclusieve bevoegdheid van de echtgenoten. Het is moeilijk te rechtvaardigen dat kinderen “gestraft” worden voor handelingen waaraan zij niet hebben meegewerkt en waarop zij geen enkele invloed hadden. Bovendien creëert dit een onmogelijke situatie voor het tegenbewijs: hoe kunnen kinderen aantonen dat hun ouders niet-fiscale motieven hadden voor de inbreng in de huwgemeenschap?
Ten tweede stelt het Hof dat de doelstelling van de progressieve tarieven voldoende duidelijk blijkt uit artikel 2.8.4.1.1, paragraaf 1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Het Hof verwijst niet naar artikel artikel 2.8.3.0.3 VCF (progressievoorbehoud). Het Hof vindt dat de tarieftabellen zelf voldoende duidelijk maken dat de wetgever progressiviteit nastreeft. Of het omzeilen van de progressiviteit dus fiscaal misbruik uitmaakt, staat er niet. En dat is jammer, want men kan het er wel in lezen. Als progressiviteit de bedoeling is van de wetgever, dan mag de Vlabel omzeiling ook beschouwen als fiscaal misbruik? Dat zal wellicht de lezing van Vlabel zijn.
4. Wat moeten we er nu van onthouden in de praktijk?
Na dit Cassatie-arrest zijn er vier belangrijke praktische lessen te trekken voor wie overweegt om deze planningstechniek toe te passen.
Ten eerste bestaat er een belangrijke uitzondering voor historische situaties. Wanneer de inbreng in de huwgemeenschap heeft plaatsgevonden vóór 1 juni 2012, kan de antimisbruikbepaling niet worden toegepast. Dit houdt verband met het temporele toepassingsgebied van de algemene antimisbruikbepaling. Bij een ketting van rechtshandelingen moeten immers alle rechtshandelingen dateren van na 1 juni 2012 om de antimisbruikbepaling te kunnen toepassen. Dit principe werd van bij de invoering van de nieuwe unaniem onderstreept en vrij snel door de minister van Financiën formeel bevestigd. Vlabel past dit principe ook correct en consequent toe in zijn rulings. Voor belastingplichtigen die vóór juni 2012 reeds een inbreng hebben gedaan, bestaat er volledige rechtszekerheid. De verrichting in zijn geheel kan in dat geval nooit fiscaal worden aangevallen op grond van fiscaal misbruik, ongeacht wanneer de schenking plaatsvindt.
Ten tweede is tijd een cruciale factor geworden voor nieuwe planningen. Hoewel de wet geen concrete termijn vermeldt, wordt in de praktijk algemeen aangenomen dat een periode van ongeveer drie jaar tussen de inbreng en de schenking voldoende is om de perceptie van fiscaal misbruik weg te nemen. Deze termijn is geen absolute garantie, maar biedt wel een redelijke zekerheid. Voor wie zekerheid wenst over een kortere termijn, is het aangewezen om een ruling aan te vragen, hoewel de kans op een positief antwoord beperkt is.
Ten derde moeten niet-fiscale motieven zeer goed in kaart worden gebracht en gedocumenteerd. De praktijk leert dat algemene motieven zoals dankbaarheid jegens de echtgenoot of het gevoelsmatig belangrijk vinden dat beide ouders schenken, consequent worden afgewezen door Vlabel. Wat mogelijk wel kan werken zijn concrete en specifieke motieven zoals de daadwerkelijke betrokkenheid van de andere echtgenoot bij het beheer van de onroerende goederen, waarbij dit met objectieve bewijsstukken kan worden aangetoond. Ook concrete medische of familiale omstandigheden die de inbreng rechtvaardigen kunnen in aanmerking komen, maar deze moeten zeer goed gedocumenteerd zijn.
Ten vierde blijft de mogelijkheid bestaan om vooraf een ruling aan te vragen bij Vlabel. Een ruling biedt absolute rechtszekerheid voor de specifieke situatie. Gezien het strikte standpunt van de administratie is de kans op een positieve ruling echter beperkt, zeker wanneer de periode tussen inbreng en schenking korter is dan drie jaar en er geen sterke niet-fiscale motieven voorhanden zijn. Desondanks kan een ruling nuttig zijn om zekerheid te verkrijgen over de fiscale behandeling van een voorgenomen transactie.
June, 7 juli 2025.
Bronnen:
- Hof van Cassatie 25 april 2025, F.23.0067.N
- Omzendbrief Vlabel 2015/1, 16 februari 2015