In de eerste helft van januari 2025 zijn er 8 relevante voorafgaande beslissingen gepubliceerd door de Vlabel op het vlak van estate planning:
- VB 24077 – Onrechtstreekse schenking door beding ten behoeve van derde via maatschap
- VB 24049 – Oprichting maatschap met inbreng ten behoeve van een derde
- VB 24080 – Verwerping nalatenschap gevolgd door schenking
- VB 24091 – Inbreng van eigen aandelen in een maatschap en kanscontract m.b.t. de deelgerechtigdheden
- VB 24086 – Inbreng in de huwgemeenschap gevolgd door een schenking aan de kinderen
- VB 24084 – Huwelijksovereenkomst scheiding van goederen met optioneel verblijvingsbeding en optioneel toekenningsbeding
- VB 24097 – Assymetrische uitbreng uit het gemeenschappelijk vermogen
- VB 24096 – Schenking van de aandelen van twee andere familiale vennootschappen
Er zijn in januari ook nog 3 negatieve beslissingen gepubliceerde over de inbreng-schenking. Daarover leest u meer in een aparte bijdrage: https://june.estate/de-maatschap-en-successieplanning-de-vlabel-publiceert-3-negatieve-beslissingen/. Het gaat om VB 24072, VB 24070 en VB 24058.
1. VB 24077 – Onrechtstreekse schenking door beding ten behoeve van derde via maatschap
Het voorwerp van deze aanvraag is zeker niet nieuw (zie deze recente overzichten over de schenking via inbreng in een maatschap: link, link en link). Een meer theoretische toelichting over de onrechtstreekse schenking en de maatschap, inclusief de geldigheid, leest u in dit artikel.
In deze voorafgaande beslissing brengt men aandelen van een vennootschap en een vordering in rekening-courant in een maatschap, waarbij de maatschap nieuwe aandelen uitgifte aan de inbrengers (zeer beperkt) en aan de kinderen en schoonfamilie van de inbrengers (overgrote meerderheid). We kunnen alleen maar benadrukken dat deze techniek civielrechtelijk niet geldig is volgens ons. Het gaat in dat geval om een rechtstreekse schenking van aandelen van een maatschap, waarvoor een notariële akte nodig is.
In lijn met eerdere beslissingen bevestigt de Vlabel dat de volgende bepalingen niet van toepassing zijn, ook niet via fiscaal misbruik: art. 2.7.1.0.3, 3° VCF, art. 2.7.1.0.7 VCF en art. 2.7.1.0.9 VCF.
Daarnaast zijn artikel 2.7.1.0.5 VCF en artikel 2.7.1.0.6 VCF niet van toepassing, op voorwaarde dat de schenker nog minstens drie jaar leeft na de schenking, respectievelijk nog minstens drie jaar na de oprichting van de maatschap
Tot slot stelt de Vlabel dat ook een winstreservatie niet aan erfbelasting onderworpen is. Dit is logisch, omdat SP 20067 enkel van toepassing is indien er sprake is van aandelen van een maatschap waarvan er een gesplitste inschrijving is. Dat is hier niet het geval (aandelen in volle eigendom). Dit bevestigt de Vlabel ook stelselmatig in alle voorafgaande beslissingen.
2. VB 24049 – Oprichting maatschap met inbreng ten behoeve van een derde
Deze voorafgaande beslissing behandelt dezelfde techniek, waarbij de maatschap ook nieuwe aandelen uitgeeft aan de (stief)kinderen van de inbrenger in volle eigendom.
Net als in eerdere voorafgaande beslissingen bevestigt de Vlabel dat er geen sprake is van erfbelasting en dat de volgende artikelen dus niet van toepassing zijn, ook niet via fiscaal misbruik: artikelen 2.7.1.0.1 VCF, 2.7.1.0.2 VCF, 2.7.1.0.3,3° VCF, art. 2.7.1.0.5. VCF, 2.7.1.0.6. VCF, 2.7.1.0.7. VCF, 2.7.1.0.9. VCF.
Wat betreft de mogelijke toepassing van artikel 2.8.1.0.1 VCF, kan de Vlabel geen oordeel vellen, aangezien het geen uitspraak doet over federale bepalingen.
3. VB 24080 – Verwerping nalatenschap gevolgd door schenking
In deze aanvraag erven mevrouw X (moeder) en haar dochter respectievelijk 1/4de en 3/4de van de nalatenschap van de heer A (zoon van mevrouw X). Het enige actief in de nalatenschap betreft 1/6de blote eigendom van een onroerend goed. De overige delen van dit goed zijn reeds in familiebezit: mevrouw X heeft 4/6de in volle eigendom, terwijl mevrouw Y 1/6de in blote eigendom bezit.
Aangezien de passiva van de nalatenschap de beschikbare roerende goederen overstijgen, wil mevrouw X voorkomen dat haar dochter of kleinzoon moeten instaan voor de schulden van haar overleden zoon. Tegelijk wil zij vermijden dat het 1/6de blote eigendomsrecht van het onroerend goed buiten de familie terechtkomt. Daarom plant zij de volgende twee rechtshandelingen:
- Haar dochter en kleinzoon verwerpen de nalatenschap van de heer A, waardoor zowel het actief als het passief volledig aan mevrouw X toekomt.
- Vervolgens schenkt mevrouw X haar eigendomsrechten in het onroerend goed in volle eigendom aan haar kleinzoon, de heer Z (zoon van mevrouw Y).
Met deze aanvraag wenst mevrouw X bevestiging te krijgen dat deze verwerping, gevolgd door de schenking van een nalatenschapsgoed, geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
De Vlabel oordeelt echter dat deze verrichtingen wél fiscaal misbruik uitmaken. Het doel van een verwerping is dat de goederen uit een nalatenschap nooit in het vermogen van de verwerper terechtkomen. In deze constructie is het echter net de bedoeling dat de goederen uiteindelijk toch terugkeren naar de verwerpers, zij het op een fiscaal voordeligere manier.
Daarnaast acht de Vlabel de aangehaalde niet-fiscale motieven onvoldoende. De Vlabel stelt vast dat de nalatenschap niet deficitair is en dat de bereidheid van mevrouw X om de schulden op zich te nemen losstaat van de verwerpingen. Het argument dat de schenking bedoeld is om het onroerend goed binnen de familie te houden, houdt evenmin stand. Een erfkeuze is immers persoonlijk, waardoor niet aannemelijk is dat de verwerpers exact dezelfde intentie hadden. Bovendien zal 4/6de van het onroerend goed na schenking al in handen van de dochter en kleinzoon komen, waardoor het argument van familiaal behoud aan kracht verliest.
Bijgevolg worden de rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd en zullen ze niet tegenstelbaar zijn aan de Vlabel.
4. VB 24091 – Inbreng van eigen aandelen in een maatschap en kanscontract m.b.t. de deelgerechtigdheden
In deze voorafgaande beslissing wenst een getrouwd koppel met drie kinderen een kanscontract te sluiten met betrekking tot hun eigen aandelen in een maatschap. Dit contract houdt in dat bij het overlijden van de eerststervende, zijn of haar aandelenpakket in volle eigendom zal toekomen aan de langstlevende.
Zie deze link voor een algemeen overzicht over het kanscontract. Voor een ander overzicht specifiek over een kanscontract m.b.t. aandelen, kunt u deze link raadplegen.
Met deze aanvraag wil het koppel zekerheid verkrijgen dat de langstlevende de aandelen in natura zal verwerven, zodat hij/zij het in de maatschap ingebracht vermogen en de huidige levensstandaard kan behouden, zonder inmenging van de kinderen. Daarnaast wensen zij bevestiging dat het kanscontract niet onderworpen zal zijn aan de schenkbelasting (art. 2.8.1.0.1 VCF en art. 2.8.4.1.1, §2, VCF) of de erfbelasting (art. 2.7.1.0.3 VCF en art. 2.7.1.0.5 VCF), en dat het geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
De Vlabel stelt vast dat het kanscontract in casu zowel ten bijzondere titel als ten bezwarende titel is. Het contract is ten bijzondere titel omdat het betrekking heeft op specifiek omschreven aandelen in de maatschap. Het is ten bezwarende titel omdat de kansen tussen de partijen evenwichtig zijn: beide echtgenoten hebben een vergelijkbare levensverwachting en een gelijkwaardige inleg. Zij zijn respectievelijk 50 en 49 jaar oud, verkeren in goede gezondheid en bezitten elk een gelijk deel van de aandelen. Zij leggen tevens een geneeskundig attest voor.
Bijgevolg oordeelt de Vlabel dat noch erfbelasting, noch schenkbelasting verschuldigd zal zijn op basis van de artikelen 2.7.1.0.3 VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2, VCF.
Daarnaast wordt het contract niet beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.
5. VB 24086 – Inbreng in de huwgemeenschap gevolgd door een schenking aan de kinderen
In deze voorafgaande beslissing wenst een echtpaar, gehuwd onder het wettelijk stelsel, te vernemen of de inbreng van onroerende goederen door de heer X vanuit zijn eigen vermogen in het gemeenschappelijk vermogen met zijn echtgenote, gevolgd door een schenking in blote eigendom aan hun drie kinderen, geviseerd wordt door de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
De schenkers behouden zich gedurende hun leven, en als last van de akte met aanwas aan de langstlevende, het vruchtgebruik voor. De schenking zal plaatsvinden twee jaar na de inbreng, en volgt dus niet onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne op de overdracht van de eigen goederen naar het gemeenschappelijk vermogen.
Gezien de feitenconstellatie en de tijdspanne tussen de inbreng van de onroerende goederen en de schenking, oordeelt de Vlabel dat de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF in dit geval niet van toepassing is.
Deze beslissing bevestigt dat er volgens de Vlabel geen sprake is van fiscaal misbruik indien men enige tijd laat tussen de verschillende rechtshandelingen.
Voor een gelijkaardige beslissing, kunt u dit overzicht bekijken over de schenking aan kinderen na huwelijk onder stelsel algemene gemeenschap.
6. VB 24084 – Huwelijksovereenkomst scheiding van goederen met optioneel verblijvingsbeding en optioneel toekenningsbeding
De bescherming van de langstlevende echtgenoot via verblijvings- en toekenningsbedingen is een terugkerend thema in voorafgaande beslissingen. Voor eerdere overzichten, zie link, link en link.
Deze voorafgaande beslissing betreft toekomstige echtgenoten die, gelet op hun professionele activiteiten, kiezen voor een stelsel van zuivere scheiding van goederen. Dit huwelijkscontract omvat een (optioneel) verblijvingsbeding voor onverdeelde goederen en een (optioneel) toekenningsbeding voor eigen goederen ten voordele van de langstlevende echtgenoot. De aanvragers bezitten momenteel verschillende roerende goederen en één onroerend goed in onverdeeldheid, elk voor de onverdeelde helft in volle eigendom. Daarnaast beschikt elke toekomstige echtgenoot ook over eigen, niet-onverdeelde roerende en onroerende goederen.
Met deze aanvraag willen de aanvragers bevestiging verkrijgen dat deze bedingen niet onderworpen zijn aan de volgende artikelen, ook niet via fiscaal misbruik: artikelen 2.7.1.0.2 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.4 VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1 VCF.
De Vlabel oordeelt dat de voormelde artikelen niet van toepassing zijn en stelt ook geen fiscaal misbruik vast in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF. De Vlabel oordeelt telkens positief indien het gaat om koppels die wensen te huwen onder een stelsel van scheiding van goederen en in hun huwelijksovereenkomst verblijvings- en/of toekenningsbedingen wensen toe te voegen.
7. VB 24097 – Assymetrische uitbreng uit het gemeenschappelijk vermogen
In deze voorafgaande beslissing waren de echtgenoten aanvankelijk gehuwd onder het wettelijk stelsel (2016). In 2020 wijzigden zij hun huwelijksstelsel naar een stelsel van scheiding van goederen met toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen (voor een eerder overzicht over een TIGV, zie deze link). Vervolgens en ook in 2020 bracht de heer X een appartement in waarvan hij tot dan toe de enige volle eigenaar was. In 2024 wensen de echtgenoten ditzelfde appartement uit te brengen ten voordele van mevrouw Y, de niet-inbrengende echtgenote.
Met deze aanvraag willen de echtgenoten bevestiging verkrijgen dat op de uitbreng van het appartement uit de TIGV het verdeelrecht conform artikel 2.10.1.0.1 VCF van toepassing zal zijn en dat er geen sprake is van fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
De Vlabel bevestigt dat de toebedeling van het appartement aan mevrouw Y een verkrijging op grond van een overeenkomst onder levende betreft en dus onder het toepassingsgebied van het verdeelrecht valt. Daarnaast stelt de Vlabel geen fiscaal misbruik vast, aangezien er geen sprake is van eenheid van opzet door de verstreken redelijke termijn tussen de inbreng door de heer X en de toebedeling aan mevrouw Y.
8. VB 24096 – Schenking van de aandelen van twee andere familiale vennootschappen
Deze voorafgaande beslissing behandelt een voorgenomen schenking van aandelen van een familiale vennootschap. De Vlabel kan geen beslissing aanleveren omdat de aanvraag betrekking heeft op de handelsactiviteit. Dat is een bewijsmiddel, waarover geen voorafgaande beslissing mogelijk is.
June, 3 maart 2024.