In de tweede helft van januari publiceerde de Vlabel maar liefst 20 relevante voorafgaande beslissingen. We nemen hieronder een volgorde per thema.
- Verblijvings- en toekenningsbedingen
- VB 24106 Wijziging huwelijksovereenkomst scheiding van goederen – toevoeging optioneel verblijvingsbeding en optioneel toekenningsbeding
- VB 24087 – Huwelijksovereenkomst scheiding van goederen met optioneel toekenningsbeding
- VB 24101 – Wijziging huwelijksovereenkomst scheiding van goederen – schrapping verrekenbeding en toevoeging verblijvingsbeding en toekenningsbeding
- VB 24104 – Wijziging huwelijksovereenkomst scheiding van goederen – toevoeging verblijvingsbeding en toekenningsbeding
- VB 24093 – Vervanging verrekenbedingen door optioneel verblijvingsbeding van één bepaald onroerend goed gelegen in Frankrijk
- VB 24090 – Vervanging contractuele erfstelling door optioneel verblijvingsbeding en optioneel toekenningsbeding binnen stelsel scheiding van goederen
- VB 24106 Wijziging huwelijksovereenkomst scheiding van goederen – toevoeging optioneel verblijvingsbeding en optioneel toekenningsbeding
- Toevoeging van een ontbindende voorwaarde
- VB 24092 – Toevoeging ontbindende voorwaarde aan eerdere inbreng van RG/OG in huwelijksovereenkomst
- Schenking van onroerend goed
- VB 24109 – Schenking van het verhinderend onroerend bezit alvorens nieuwe aankoop
- VB 24098 – Onroerende schenkingen: blote eigendom aan de kinderen – vruchtgebruik aan de vader
- VB 24103 – Schenking met last
- Inbreng in de huwgemeenschap gevolgd door nieuwe schenking
- VB 24110 – Inbreng in de huwelijksgemeenschap gevolgd door een schenking van een onverdeeld deel in blote eigendom aan de dochter
- VB 24095 – Inbreng in de huwgemeenschap gevolgd door een schenking aan kind
- Inbreng-schenking via een maatschap
- VB 24082 – Onrechtstreekse schenking door volstorting andermans inbreng na oprichting maatschap
- VB 24071 – Onrechtstreekse schenking door beding ten behoeve van derde via maatschap
- VB 24100 – Bijkomende inbreng in maatschap zonder toekenning aandelen
- Kanscontracten en aanwasbedingen
- VB 24079 – Kanscontract
- VB 24099 – Beding van aanwas met optie – groot leeftijdsverschil
- VB 24081 – Beding van aanwas – effectenportefeuille
- VB 24107 – Optionele aanwas
TOEKENNINGS- EN VERBLIJVINGSBEDINGEN
In januari publiceerde de Vlabel meerdere voorafgaande beslissingen over de toevoeging van een optioneel toekennings- en/of verblijvingsbeding binnen een huwelijksstel van zuivere scheiding van goederen. Dat blijft dus een erg populair onderwerp voor voorafgaande beslissingen. Voor eerdere overzichten over dit onderwerp kunt u de volgende links raadplegen: link, link, link en link.
1/VB 24106: Wijziging huwelijksovereenkomst scheiding van goederen – toevoeging optioneel verblijvingsbeding en optioneel toekenningsbeding
In deze voorafgaande beslissing willen echtgenoten, gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen, enerzijds een optioneel verblijvingsbeding toevoegen voor hun onverdeelde goederen en anderzijds een optioneel toekenningsbeding toevoegen voor de goederen die exclusief eigendom zijn van één van hen.
Met deze aanvraag wensen de echtgenoten bevestiging te krijgen dat het voordeel dat de langstlevende zal verkrijgen door de toevoeging van de bedingen niet zal worden onderworpen aan de artikelen 2.7.1.0.1 VCF, 2.7.1.0.2 eerste lid VCF, 2.7.1.0.3, eerste lid, 3° VCF, 2.7.1.0.4 VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1 VCF, en dat ze ook geen van deze bepalingen frustreert, zodat ook de algemene antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF daarop niet toepasselijk is.
Met andere woorden, de aanvragers vragen de volgende bevestigingen:
- Bij ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel door overlijden, zal de verblijving van een onverdeeld onroerend goed tot de heffing van een verdeelrecht leiden indien de verkrijger door de werking van het toebedelingsbeding een groter aandeel in het onroerend goed krijgt (art. 2.10.1.0.1 VCF).
- De toekenning van een eigen onroerend goed leidt tot de heffing van het verkooprecht leidt indien de verkrijger door de werking van het toekenningsbeding een aandeel in het onroerend goed verkrijgt (en hij eerder geen aandeel in dat onroerend goed had) (art. 2.9.1.0.1 VCF).
- Op de bedingen zal m.b.t. roerende goederen erf- noch registratiebelasting verschuldigd zijn op basis van de genoemde bepaling.
Het antwoord van de Vlabel is positief. Er is ook geen sprake van fiscaal misbruik.
2/VB 24087 – Huwelijksovereenkomst scheiding van goederen met optioneel toekenningsbeding
In deze voorafgaande beslissing wensen echtgenoten hun huwelijksstelsel van scheiding van goederen aan te vullen met een optioneel toekenningsbeding voor de aandelen van vennootschap Z en de aandelen van de maatschap Z, die respectievelijk exclusief toebehoren aan de heer X en mevrouw Y. Dit beding is bedoeld om de strikte scheiding van goederen – die de basis van hun huwelijksstelsel blijft – enigszins te verzachten, zo stellen de aanvragers.
De echtgenoten vragen bevestiging dat de opname en uitwerking van dit optioneel toekenningsbeding niet onderworpen is aan erfbelasting op grond van de artikelen 2.7.1.0.2 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.4 VCF en 2.7.1.0.5 VCF en dat het evenmin als fiscaal misbruik wordt beschouwd in de zin artikel 3.17.0.0.2 VCF.
Zoals in eerdere voorafgaande beslissingen over dergelijke huwelijksvoordelen, heeft de Vlabel geen bezwaren tegen de toevoeging van het optioneel toekenningsbeding. De Vlabel verleent dan ook de gevraagde bevestiging: de genoemde artikelen zijn niet van toepassing, en er is geen sprake van fiscaal misbruik.
3/VB 24101 – Wijziging huwelijksovereenkomst scheiding van goederen – schrapping verrekenbeding en toevoeging verblijvingsbeding en toekenningsbeding
In deze voorafgaande beslissing wensen echtgenoten hun basisstelsel van scheiding van goederen te behouden, maar willen ze enkele wijzigen doorvoeren:
- Zij willen het finaal en facultatief verrekenbeding in geval van ontbinding van het huwelijk door overlijden schrappen.
- Ter vervanging willen zij een verblijvingsbeding toevoegen voor de goederen die in onverdeeldheid aan beide partijen toebehoren.
- Daarnaast willen zij een toekenningsbeding toevoegen met betrekking tot de eigen, niet-onverdeelde goederen van een echtgenoot.
Hun oorspronkelijk huwelijkscontract dateert van 2010.
De aanvragers verzoeken bevestiging dat de toepassing van het verblijvingsbeding en het toekenningsbeding, zoals vermeld in de huwelijksovereenkomst, niet onderworpen zal zijn aan de volgende artikelen: art. 2.7.1.0.2. VCF, art. 2.7.1.0.3, 3° VCF, art. 2.7.1.0.4. VCF, art. 2.7.1.0.5. VCF en art. 3.17.0.0.2. VCF.
Zoals reeds eerder vastgesteld, volgt de Vlabel dezelfde redenering voor de fiscale behandeling van dergelijke huwelijksvoordelen, voor zover het verblijvingsbeding en het toekenningsbeding als geldige huwelijksvoordelen worden beschouwd. Het besluit van de Vlabel is dan ook niet verrassend: de genoemde artikelen worden niet van toepassing verklaard en de voorgelegde verrichting vormt geen fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
4/VB 24104 – Wijziging huwelijksovereenkomst scheiding van goederen – toevoeging verblijvingsbeding en toekenningsbeding
In deze voorafgaande beslissing behandelt de Vlabel opnieuw een wijziging van de huwelijksovereenkomst, waarbij de aanvragers eens verblijvings- en toekenningsbeding wensen toe te voegen aan het stelsel van scheiding van goederen. De oorspronkelijke huwelijksovereenkomst dateert van 2005.
De Vlabel neemt wederom een positief besluit en oordeelt dat de volgende artikelen niet van toepassing zijn: art. 2.7.1.0.2 VCF, art. 2.7.1.0.3, 3° VCF, art. 2.7.1.0.4 VCF, art. 2.7.1.0.5 VCF en art. 3.17.0.0.2 VCF. Als gevolg hiervan is er geen erfbelasting verschuldigd op de voorgenomen wijziging van het huwelijksvermogensstelsel.
5/VB 24093 – Vervanging verrekenbedingen door optioneel verblijvingsbeding van één bepaald onroerend goed gelegen in Frankrijk
Wederom een aanvraag over de toevoeging van een optioneel verblijvingsbeding ter vervanging van een verrekenbeding, maar nu met betrekking tot één bepaald onroerend goed in Frankrijk.
Het feit dat het onroerend goed zich in het buitenland bevindt, heeft geen invloed op de beslissing van de Vlabel. De Vlabel concludeert dat de volgende artikelen niet van toepassing zijn: art. 2.7.1.0.2. VCF, art. 2.7.1.0.3. VCF, art. 2.7.1.0.4. VCF, art. 2.7.1.0.5. VCF, art. 2.8.1.0.1. VCF, art. 2.8.4.1.1. VCF en art. 3.17.0.0.2. VCF. Als gevolg hiervan is de toevoeging van een verblijvingsbeding (en de uitwerking daarvan) niet onderworpen aan schenk- of erfbelasting en beschouwt de Vlabel het niet als fiscaal misbruik.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de Vlaamse erf- en schenkbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen, zo bevestigt de Vlabel. Uiteraard moet men ook bekijken wat de impact is van dergelijk beding in Frankrijk. Gelet op de vrijstelling van de successierechten tussen echtgenoten in Frankrijk, zal de uitwerking van het verblijvingsbeding ook daar niet belast zijn.
6/VB 24090 – Vervanging contractuele erfstelling door optioneel verblijvingsbeding en optioneel toekenningsbeding binnen stelsel scheiding van goederen
Nog een voorafgaande beslissing over het optioneel verblijvingsbeding en het optioneel toekenningsbeding, maar nu dienen ze als vervanging van de contractuele erfstelling.
In deze beslissing behouden de aanvragers het stelsel van scheiding van goederen voor vermogensrechtelijke autonomie en bescherming tegen schuldeisers, maar willen ze elkaar bij overlijden maximaal bevoordelen. Daarom schrappen zij de contractuele erfstelling en voegen een verblijvings- en toekenningsbeding toe. Het doel is dat de langstlevende echtgenoot alle onverdeelde en eigen goederen in volle eigendom verkrijgt als huwelijksvoordeel. Deze regeling valt buiten de nalatenschap en is daarmee vrijgesteld van erf- en schenkbelasting. Aangezien de huwelijksvoordelen binnen de wettelijke grenzen blijven, kunnen de kinderen geen inkorting vorderen.
De Vlabel neemt opnieuw een positief besluit en oordeelt dat de voorgenomen verrichting niet onderworpen is aan de artikelen 2.7.1.0.2. VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.4 en VCF, 2.7.1.0.5. VCF. De Vlabel stelt ook vast dat geen van deze bepalingen wordt gefrustreerd, zodat de algemene antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet van toepassing is.
7/VB 24106 – Wijziging huwelijksovereenkomst scheiding van goederen – toevoeging optioneel verblijvingsbeding en optioneel toekenningsbeding
In deze voorafgaande beslissing is er wederom een aanvraag naar de fiscale gevolgen van de wijziging van een stelsel van zuivere scheiding van goederen. De aanvragers wensen een optioneel verblijvingsbeding voor onverdeelde goederen en een toekenningsbeding voor de eigen goederen van de echtgenoten toe te voegen.
De Vlabel neemt opnieuw een positief besluit en oordeelt dat de voorgenomen wijziging niet onderworpen is aan de artikelen 2.7.1.0.1 VCF, 2.7.1.0.2 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.4 VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF, 2.8.4.1.1 VCF. Tevens wordt vastgesteld dat geen enkele van deze bepalingen wordt gefrustreerd, waardoor de algemene antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet van toepassing is.
TOEVOEGING VAN EEN ONTBINDENDE VOORWAARDE
VB 24092 – Toevoeging ontbindende voorwaarde aan eerdere inbreng van RG/OG in huwelijksovereenkomst
Deze voorafgaande beslissing betreft ook een wijziging van de huwelijksovereenkomst. In dit geval gaat het niet om een huwelijksvoordeel in de vorm van een verblijvings- of toekenningsbeding. De aanvragers wensen de toevoeging van een ontbindende voorwaarde aan reeds eerdere gedane inbrengen in de huwgemeenschap.
In 2004 hebben de echtgenoten elk een goed ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen. De heer X bracht een geldsom in, die na de inbreng integraal werd gestort in een effectenportefeuille, terwijl mevrouw Y de gezinswoning inbracht.
De echtgenoten wensen nu een ontbindende voorwaarde toe te voegen aan deze inbrengen, met retroactieve werking. Deze ontbindende voorwaarde bepaalt dat de inbrengende echtgenoot zijn of haar ingebracht goed kan terugnemen in geval van echtscheiding of het overlijden van de niet-inbrengende echtgenoot.
De echtgenoten vragen bevestiging dat de toevoeging van deze ontbindende voorwaarde niet als fiscaal misbruik wordt beschouwd in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF, en dat de uitwerking ervan geen aanleiding zal geven tot het heffen van het verdeelrecht (artikel 2.10.1.0.1 VCF) of erfbelasting (artikelen 2.1.1.0.2 VCF en 2.7.1.0.4 VCF).
De Vlabel bevestigt dat het in casu om een geldige ontbindende voorwaarde gaat, waarop geen registratiebelasting of erfbelasting verschuldigd is (zie Standpunt nr. 15059 van 22 mei 2023). Er werd tevens geen fiscaal misbruik vastgesteld volgens artikel 3.17.0.0.2 VCF
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratie- en erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.
SCHENKING VAN ONROEREND GOED
De Vlabel bracht deze maand ook verschillende beslissingen uit met betrekking tot schenkingen van onroerende goederen
1/ VB 24109 – Schenking van het verhinderend onroerend bezit alvorens nieuwe aankoop
Deze voorafgaande beslissing gaat over de toepassing van het verlaagde tarief van 2% bij aankoop van een woning. Voor eerdere publicaties over dit thema, zie link en link.
Hier betrof het een koppel dat hun huidige gezinswoning (de ‘verhinderende’ woning) eerst in volle eigendom wenst te schenken aan hun twee minderjarige kinderen vooraleer ze overgaan tot de aankoop van een nieuwe woning. Dit zou ervoor zorgen dat zij de nieuwe woning kunnen aankopen met toepassing van het verlaagde 2%-tarief (art. 2.9.4.2.11 VCF) doordat de verhinderende woning zal worden geschonken vóór de ondertekening van de nieuwe aankoop.
De Vlabel bevestigt opnieuw dat het tarief van 2% enkel geldt voor de “enige” woning van de koper(s). Er is dus in een uitsluitingsregel voorzien: er mag geen bezit zijn van een andere woning of bouwgrond in volle eigendom.
Verder stelt de Vlabel dat het verlaagd tarief niet bedoeld is voor investeerders, zoals in casu, maar voor (jonge) eerste kopers. Door de voorafgaande schenking plaatsen de aanvragers zich op een kunstmatige manier in de situatie van de door de decreetgever beoogde doelgroep en dat kan de Vlabel niet toelaten.
De Vlabel oordeelt hier dan ook dat de geplande opeenvolgende verrichtingen fiscaal misbruik uitmaken in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF, aangezien er geen redelijke termijn zal verstreken zijn tussen de schenking van de volle eigendom van de gezinswoning aan de kinderen en de nieuwe aankoop. Er is wordt dus eenheid van opzet vastgesteld. Bijgevolg zal er geen rekening worden gehouden met de voorafgaande schenking en op de aankoop van de nieuwe woning zal het verkooptarief van 12% (i.p.v. 2%) worden geheven.
De Vlabel verwijst hierbij dus naar een ‘redelijke’ termijn. Daarbij zijn er wel geen criteria voorhanden wat dan wel een redelijke termijn is. Met andere woorden: zou de Vlabel anders oordelen indien de aanvragers bijvoorbe
2/VB 24098 – Onroerende schenkingen: blote eigendom aan de kinderen – vruchtgebruik aan de vader
Deze aanvraag gaat over de theorie van de afhankelijke bepalingen zoals opgenomen in artikel 2.8.4.1.2, eerste lid, VCF. Voor de toepassing van wederzijds afhankelijke bepalingen, zijn 4 cumulatieve voorwaarden noodzakelijk:
- Meerdere rechtshandelingen in éénzelfde akte (éénzelfde scriptum).
- Meerdere rechtshandelingen tussen dezelfde partijen.
- De rechtshandelingen zijn juridisch elkaars oorzaak en vloeien noodzakelijkerwijs uit elkaar voort, of anders gezegd de reden van bestaan van de ene overeenkomst is gelegen in het sluiten van de andere overeenkomst.
- De rechtshandelingen moeten burgerrechtelijk dezelfde rechtsaard hebben (beiden burgerrechtelijk aanwijzend ofwel beiden burgerrechtelijk overdragend).
In deze voorafgaande beslissing gaat het over de volgende transacties. Een onroerend goed dat oorspronkelijk toebehoorde aan de heer D en mevrouw E kwam via opeenvolgende schenkingen en inbreng in de huwgemeenschap uiteindelijk in handen van de heer X en zijn echtgenote, mevrouw F. Bij hun echtscheiding werd het goed verdeeld: de heer X bleef volle eigenaar van de onverdeelde helft, terwijl zijn kinderen, A, B en C, elk één zesde in volle eigendom verwierven.
Nu wenst de heer X, als voorschot op erfdeel en onder voorbehoud van vruchtgebruik, de blote eigendom van zijn onverdeelde helft aan zijn kinderen te schenken. De kinderen willen op hun beurt het vruchtgebruik van hun onverdeelde delen aan hun vader schenken.
De aanvragers stellen dat deze verrichtingen wederzijds afhankelijk zijn en onder artikel 2.8.4.1.2, lid 1 VCF vallen. De Vlabel bevestigt dit, aangezien aan alle voorwaarden voor afhankelijke bepalingen is voldaan. Hierdoor zal enkel schenkbelasting verschuldigd zijn op de verrichting die aanleiding geeft tot de hoogste heffing.
3/VB 24103 – Schenking met last
In deze voorafgaande beslissing bevestigt de Vlabel dat de voorgenomen schenking van landbouwpercelen door mevrouw X aan haar zoon, de heer Y, onder last, fiscaal een schenking is, conform artikel 2.8.3.0.1, §3 VCF.
De schenking betreft deels percelen die de kinderen reeds voor de helft erfden bij het overlijden van hun vader en deels percelen die eigendom zijn van mevrouw X. De last houdt in dat de heer Y een som uitkeert aan zijn broer en twee zussen, elk voor een vierde van het totaalbedrag. De vraag is of deze transactie haar kwalificatie als schenking behoudt dan wel een rechtshandeling onder bezwarende titel is.
De Vlabel oordeelt dat, gezien de hoofdbegiftigde na verrekening van de lasten een substantieel netto-voordeel overhoudt, de transactie een schenking is. Bovendien zijn de essentiële kenmerken van een schenking aanwezig: de verarming van de schenker, de verrijking van de begiftigde, en een duidelijk begiftigingsinzicht, aangezien mevrouw X beoogt haar kinderen gelijk te behandelen.
Aangezien de waardering van de geschonken goederen overeenstemt met de werkelijkheid, kwalificeert de Vlabel de voorgenomen verrichting als een geldige schenking met last en niet als een overdracht onder bezwarende titel.
INBRENG IN DE HUWGEMEENSCHAP GEVOLGD DOOR EEN NIEUWE SCHENKING
1/ VB 24110 – Inbreng in de huwelijksgemeenschap gevolgd door een schenking van een onverdeeld deel in blote eigendom aan de dochter
Met deze aanvraag willen de echtgenoten X en Y de gezinswoning die sinds 1986 toebehoort aan de heer X in de huwelijksgemeenschap inbrengen zodat deze aan beide echtgenoten elk voor de helft toebehoort. Dit is voor hen een logische verrichting aangezien echtgenote Y de eigendom grotendeels mee heeft gefinancierd. Bovendien wensen de echtgenoten onmiddellijk daarna een onverdeeld deel van dat ingebrachte goed met voorbehoud van vruchtgebruik te schenken aan hun enige dochter.
De Vlabel oordeelt dat door het vermelde onroerend goed in te brengen in de huwelijksgemeenschap en binnen een korte termijn te schenken, wordt ingegaan tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1, VCF, m.n. de progressiviteit in de schenkbelasting.
De Vlabel stelt in casu eenheid van opzet vast aangezien de partijen niet op afdoende wijze aantonen dat de verrichtingen ingegeven zijn door andere dan fiscale motieven. De echtgenoten hadden echter de mogelijkheid sinds 1986 om de situatie van medefinanciering door mevrouw Y recht te zetten.
Bijgevolg wordt de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF toegepast en zal de schenkbelasting worden geheven alsof de inbreng niet heeft plaatsgevonden, wanneer men overgaat tot de schenking van het onroerend goed.
Deze beslissing ligt in lijn met eerdere beslissingen van de Vlabel. Slechts zeer uitzonderlijk oordeelt de Vlabel dat een inbreng onmiddellijk gevolg door een schenking geen fiscaal misbruik. Doorgaans ontneemt een periode van minstens 2 jaar tussen de verrichtingen het karakter van misbruik.
2/VB 24095 – Inbreng in de huwgemeenschap gevolgd door een schenking aan kind
In deze aanvraag willen de heer X en mevrouw Y, gehuwd onder het wettelijk stelsel, de gezinswoning – die een eigen goed is van mevrouw Y – inbrengen in de huwgemeenschap, gevolgd door de schenking van de blote eigendom aan hun enige zoon Z.
De aanvragers stellen dat deze inbreng logisch is, aangezien zij de woning altijd als hun gemeenschappelijk goed hebben beschouwd en grotendeels met gemeenschappelijke middelen hebben gefinancierd. Bovendien zou de schenking tegemoetkomen aan de gezinsdynamiek, doordat de zoon het goed van beide ouders verkrijgt, met een voorbehouden vruchtgebruik voor de langstlevende. Ook willen zij door de inbreng de bestaande vergoedingsrekeningen tussen het eigen vermogen van mevrouw Y en het gemeenschappelijk vermogen vereffenen.
De Vlabel oordeelt echter dat deze verrichtingen fiscaal misbruik uitmaken. Door de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen vlak vóór de schenking wordt de belastbare grondslag gehalveerd, wat ingaat tegen de progressiviteit in de schenkbelasting (art. 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF). De belastingplichtigen moeten aantonen dat de verrichting hoofdzakelijk door niet-fiscale motieven is ingegeven. Argumenten zoals het vermijden van vergoedingsrekeningen en het versterken van de gezinsdynamiek volstaan niet, aangezien deze ondergeschikt zijn aan het fiscale voordeel.
Gelet op deze overwegingen past de Vlabel de antimisbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF toe en heft zij de schenkbelasting alsof de inbreng niet heeft plaatsgevonden. De conclusie is dus dezelfde als bij VB24110.
Voor vergelijkbare beslissingen waarbij de Vlabel geen fiscaal misbruik vaststelde, kunt u het overzicht van VB 24086 en van VB 24074 raadplegen op onze website.
INBRENG-SCHENKING (VIA EEN MAATSCHAP)
Er zijn ook weer heel wat publicaties over de inbreng-schenking. Zie deze recente overzichten over deze techniek: link, link en link. Een meer theoretische toelichting over de onrechtstreekse schenking en de maatschap, inclusief de geldigheid, leest u in dit artikel.
1/VB 24082 – Onrechtstreekse schenking door volstorting andermans inbreng na oprichting maatschap
In deze voorafgaande beslissing heeft de Vlabel zich uitgesproken over de fiscale gevolgen van een specifieke familiale planning waarbij ouders samen met hun kinderen maatschappen oprichten. Bovendien nemen de ouders ook de inbrengverplichting van de kinderen op zich.
Hierdoor verkregen de kinderen deelbewijzen in de maatschap zonder zelf daadwerkelijk een inbreng te volstorten. Formeel zijn de kinderen dus oprichtende partij, maar uitvoerend is er geen volstorting. De aanvragers kwalificeren dit als een betaling van andermans schuld en op die manier een onrechtstreekse schenking.
De Vlabel oordeelt dat de voorgenomen verrichting fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF, omdat hiermee de toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF wordt ontweken. De Vlabel neemt haar redenering over uit eerdere beslissingen: “Uit de voorgelegde feitenconstellatie blijkt immers duidelijk dat de ouders hun aandelen van BV Z fiscaal voordelig willen schenken aan hun kinderen, doch mits een quasi-totaal en levenslang controlevoorbehoud in hoofde van de ouders. Hierdoor kunnen de kinderen niet zelf beslissen om het door hen ontvangen vermogen te activeren of in het economisch circuit te investeren. De ‘oudere generatie’ blijft de facto de quasi-volledige beslissingsmacht behouden over dit vermogen.”
Daarnaast merkte de Vlabel op dat, gezien de fiscale transparantie van de maatschap, de vennoten als gezamenlijke eigenaars van de achterliggende activa worden beschouwd. Indien de algemene vergadering van de maatschap zou besluiten om de burgerlijke vruchten van de gesplitst ingeschreven deelbewijzen niet uit te keren aan de vruchtgebruikers, zal deze beslissing beschouwd worden als een schenking door de vruchtgebruikers, die onder het toepassingsgebied van artikel 2.7.1.0.5 VCF valt. Dit ligt in lijn met SP 20067.
2/VB 24071 – Onrechtstreekse schenking door beding ten behoeve van derde via maatschap
De toelichting bij deze beslissing kan relatief kort zijn. Ouders doen een inbreng in een maatschap, waarbij de maatschap aandelen uitgeeft aan de kinderen in volle eigendom. In lijn met eerdere beslissingen oordeelt de Vlabel dat deze onrechtstreekse schenking niet onderworpen is aan erfbelasting op grond van de volgende bepalingen: art. 2.7.1.0.3, 3° VCF, art. 2.7.1.0.6 VCF, art. 2.7.1.0.7 VCF en art. 2.7.1.0.9 VCF. Uiteraard wel indien de schenker overlijdt binnen een termijn van vijf jaar op grond van artikel 2.7.1.0.5 VCF. De winstreservatie is niet onderworpen aan erfbelasting, cf. 20067 (geen gesplitste inschrijving).
3/VB 24100 – Bijkomende inbreng in maatschap zonder toekenning aandelen
In deze voorafgaande beslissing wensen ouders een deel van hun roerend vermogen te schenken aan hun kinderen via een inbreng in een maatschap. Het voorwerp van de schenking betreft voornamelijk aandelen in enkele Belgische vennootschappen en een Belgische maatschap.
Daartoe richten zij in een eerste stap een maatschap op samen met de kinderen.
In een tweede stap doen de ouders een bijkomende inbreng in de maatschap, zonder uitgifte van nieuwe aandelen. Na de bijkomende inbreng zal het aandeel van de kinderen in het onverdeeld vermogen van de maatschap groter zijn dan de waarde van hun eigen inbreng. Deze verschuiving van vermogenswaarde, met begiftigingsoogmerk van de ouders ten gunste van de kinderen, vormt een onrechtstreekse schenking.
De schenking zal gepaard gaan met voorwaarden en modaliteiten, vastgelegd in een pacte adjoint dat de kinderen moeten aanvaarden. Dat is stap 3.
De aanvragers willen nu bevestigd zien dat deze onrechtstreekse schenking, door bijkomende inbreng in en Belgische maatschap zonder rechtspersoonlijkheid, bij het overlijden van één of beide ouders geen aanleiding zal geven tot erfbelasting, op basis van de volgende artikelen, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF: art. 2.7.1.0.3, 3° VCF, art. 2.7.1.0.5 (bij overlijden van vader en/ of moeder na 3 jaar – de aanvraag werd ingediend vóór 1 januari 2025), art. 2.7.1.0.6, art. 2.7.1.0.7 en art. 2.7.1.0.9 VCF.
De Vlabel oordeelt dat er geen toepassing gemaakt zal worden van die bovenstaande artikelen, noch rechtstreeks, noch op basis van artikel 3.17.0.0.2 VCF. Dat is dus in lijn met eerdere beslissingen.
AANWASBEDINGEN EN KANSCONTRACTEN
Ten slotte verschenen deze maand meerdere voorafgaande beslissingen over kanscontracten en aanwasbedingen. Voor eerdere overzichten over dit thema kunt u deze links raadplegen: link, link en link. Een nieuwsbrief over het toegelaten leeftijdsverschil bij een beding van aanwas vindt u hier.
1/VB 24079 – Kanscontract
In deze voorafgaande beslissing vragen de heer X en de heer Y bevestiging dat hun voorgestelde aanwasovereenkomst kwalificeert als een kanscontract en dus niet onderworpen is aan schenk- of erfbelasting (art. 2.8.1.0.1 VCF, art. 8.4.1.1, §2, VCF, art. 2.7.1.0.3,3° VCF en art. 2.7.1.0.5 VCF).
De heer X (67 jaar) en de heer Y (63 jaar) zijn ongehuwd en kinderloos, maar wonen al hun hele leven samen. Ze bezitten elk 50% van de aandelen in volle eigendom van de nv Z en wensen via een beding van aanwas te voorkomen dat deze na overlijden verdeeld worden onder hun erfgenamen.
De Vlabel bevestigt dat een beding van aanwas een kanscontract ten bezwarende titel is als de kansen evenwichtig zijn, wat een gelijkwaardige levensverwachting en inleg veronderstelt. In casu is aan deze voorwaarden voldaan. Bovendien betreft het een contract ten bijzondere titel, aangezien het specifiek de aandelen van nv Z omvat.
Het contract bevat een clausule die bepaalt dat de langstlevende binnen vier maanden na het overlijden expliciet moet verklaren of hij het aanwasbeding inroept. Zonder die verklaring van de langstlevende wordt onherroepelijk afstand gedaan van het recht op aanwas.
Doordat de keuze om de optie te lichten bij de langstlevende ligt, kwalificeert het beding als een beding onder opschortende voorwaarde (cf. Cass. 24 maart 2017, F.16.0067.N). Volgens artikel 5.147 BW, dat sinds 1 januari 2023 bepaalt dat dergelijke bedingen enkel toekomstgericht werken, is het roerend goed bij uitoefening van de optie na overlijden onderworpen aan erfbelasting.
Aangezien het contract in casu geen terugwerkende kracht voorziet tot het moment van overlijden, bevestigt de Vlabel dat er in dit specifieke geval wél erfbelasting verschuldigd is op basis van de artikelen 2.7.1.0.3 VCF en 2.7.1.0.5 VCF.
Het is dus noodzakelijk om de terugwerkende kracht contractueel vast te leggen om erfbelasting te vermijden bij optionele aanwasbedingen en kanscontracten.
2/VB 24099 – Beding van aanwas met optie – groot leeftijdsverschil
Deze aanvraag betreft een gehuwd koppel dat via een beding van aanwas met betrekking tot een effectenportefeuille wil voorzien in het behoud van de levensstandaard van de langstlevende, zodat deze na het overlijden van de andere partij verzorgd achterblijft.
Aangezien er een leeftijdsverschil van 14 jaar is, rijst de vraag of er sprake kan zijn van een gelijkwaardige levensverwachting, een cruciale voorwaarde om het beding van aanwas als een geldig kanscontract ten bezwarende titel te beschouwen.
De Vlabel oordeelt dat dit hier niet het geval is. De heer X is 79 jaar, terwijl mevrouw Y 65 jaar is. Hoewel de beoordeling van een gelijkaardige levensverwachting niet louter op sterftetabellen mag steunen, acht de Vlabel het leeftijdsverschil in dit geval te groot. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de gemiddelde levensverwachting in België: 80 jaar voor mannen en 84 jaar voor vrouwen.
Bijgevolg wordt geoordeeld dat er in casu geen sprake kan zijn van een beding van aanwas. Voor de volledigheid stelde de Vlabel wel vast dat er geen fiscaal misbruik is en dat aan het contract ook niet-fiscale motieven ten grondslag liggen.
3/VB 24081 – Beding van aanwas – effectenportefeuille
De Vlabel heeft wederom een beslissing genomen over het beding van aanwas, dit keer met betrekking tot een effectenportefeuille. De echtgenoten voorzien daarbij in de mogelijkheid om eenzijdig van de overeenkomst af te zien. Dit wordt mogelijk gemaakt door het aangaan van een kanscontract voor een specifieke duur van vijf jaar, met automatische verlenging voor opeenvolgende periodes van vijf jaar, tenzij een van de partijen minstens zes maanden voor het einde van de lopende periode schriftelijk aangeeft geen verlenging te willen.
De Vlabel bevestigt dat een effectenportefeuille als een feitelijke universaliteit wordt beschouwd, wat geen afbreuk doet aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn. Daarnaast oordeelt de Vlabel dat het contract onder bezwarende titel is, aangezien er sprake is van evenwichtige kansen. De echtgenoten, die respectievelijk 77 en 75 jaar oud zijn, hebben de effectenportefeuille in onverdeeldheid en deze behoort gelijkelijk toe aan beiden.
Op basis van deze bevindingen besluit de Vlabel dat het hier om een kanscontract/beding van aanwas gaat. Er zal derhalve geen erfbelasting of schenkbelasting worden geheven, in overeenstemming met de artikelen 2.7.1.0.3 VCF, 2.7.1.0.4 VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2, VCF.
4/VB 24107 – Optionele aanwas
De echtgenoten wensen een optioneel aanwascontract te sluiten voor goederen die zij elk voor de onverdeelde helft bezitten. De aanvragers bevestigen ook dat is voorzien in een terugwerkende kracht voor de vervulling van de voorwaarde, indien een echtgenoot de optie licht. De Vlabel erkent dat het contract onder bijzondere titel is en aanvaardt ook dat het onder bezwarende titel is, ondanks het leeftijdsverschil van 8 jaar tussen de echtgenoten. Bijgevolg zal er noch erfbelasting, noch schenkbelasting verschuldigd zijn in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3,3° VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1., §2 VCF.
June, 13 maart 2025.